Het is Stapeldag. Vanmiddag om één uur zullen drie commissies in het Amsterdamse Trippenhuis verslag uitbrengen van het resultaat van hun gespit in de artikelen van Diederik Stapel. Grote verrassingen zijn niet te verwachten. De vraag is hoe de wetenschap deze zwarte dag achteraf zal beoordelen. Heeft ze iets geleerd, of was het gewoon spektakel?
De drie commissies (ingesteld door de universiteiten van Tilburg, Groningen en Amsterdam) hebben hun vorderingen de afgelopen maanden keurig bijgehouden op de website van één van hen, die van de Commissie Levelt. Zo staat nu al vast dat het aantal frauduleuze publicaties van Stapel ver boven de honderd uitkomt, en daarbij komen nog de nodige (hoofdstukken in) proefschriften en boeken. De zaak-Stapel behoort daarmee tot de omvangrijkste fraudezaken in de wetenschap. Dankzij een samenloop van omstandigheden trok de fraude direct alle aandacht. Op vrijdag 26 augustus was er dat maffe persbericht dat vleeseters asocialer zouden zijn dan vegetariërs. Heel Nederland kon daar hartelijk om lachen, behalve de Nijmeegse hoogleraar Roos Vonk die, als oud-voorzitter van wakker Dier, die uitkomst juist heel overtuigend vond. Bovendien, ze had de harde gegevens ontvangen van de beroemde Tilburgse wetenschapper Diederik Stapel. Dat zat dus wel goed.
Vleesetersonderzoek bleek fraude
Probleem was dat net twee dagen daarvoor drie Tilburgse onderzoekers hadden aangeklopt bij Michiel Zeelenberg, het hoofd van de afdeling sociale psychologie van de UvT. De drie (hun namen zijn nooit bekendgemaakt) hadden grote moeite om het te vertellen, maar ze vertrouwden hun collega Stapel niet. De gegevens die hij voor hen had verzameld, kónden niet kloppen. De vrijdag daarna, de dag waarop heel Nederland plezier beleefde aan dat vleesetersonderzoek, riepen Zeelenberg Stapel op het matje. Hij ontkende alles. Er volgden meer gesprekken, ook met de Tilburgse rector magnificus erbij. Journalisten die meer wilden weten over vleeseters, struikelden over een gloeiend hete fraudezaak. Stapel werd nationaal nieuws. Hij nam een advocaat in de arm. Op 6 september gaf hij toe dat hij op grote schaal enquêtegegevens had verzonnen. De golden boy van de Nederlandse psychologie, de man die in zijn Groninger en Tilburgse jaren steeds weer vlot en overtuigend de ene hypothese na de andere had bewezen, bleek een groot deel van zijn data simpelweg uit de duim te hebben gezogen.
Maar het interim-rapport van de Commissie Levelt, gepubliceerd op 31 oktober vorig jaar, was minstens zo vernietigend over de hele cultuur binnen de sociale psychologie. Stapel kon jarenlang doorgaan met gegevens verzinnen omdat niemand goed naar zijn verzinsels keek. Zolang de samenwerking een mooi artikel opleverde (zie de houding van Roos Vonk) vond iedereen het prachtig. En het was zo simpel! Stapel zei: ‘dat doe ik wel even’, en kwam vervolgens twee weken later met compleet uitgewerkte tabellen die de starthypothese overtuigend bevestigden. De betrokken onderzoekers vroegen zich vaak wel af hoe hij dat zo snel en zo mooi voor elkaar kreeg – maar niet te lang. Elke publicatie was er immers één.
De wetenschap in zijn hemd
Hebben wetenschappers, die altijd zo graag van zichzelf zeggen dat ze zo kritisch zijn, iets geleerd van deze en andere affaires? De zaak-Stapel bleek namelijk het begin van een reeks pijnlijke onthullingen. Korte tijd later was er een gevalletje fraude in het Pijnbehandelcentrum van het Nijmeegse Radboudziekenhuis. Nog wat later maakte Nederland kennis met de beroemde, helaas frauderende Rotterdamse internist Don Poldermans, en met de eveneens Rotterdamse hoogleraar consumentengedrag Dirk Smeesters, die moest bekennen dat hij zijn datasets regelmatig netjes bijknipte, voor het beste resultaat – om daar argeloos aan toe te voegen dat die praktijk in zijn vakgebied (eigenlijk gewoon weer sociale psychologie) heel gewoon was. (*)
Al die keren doken de media er bovenop. En stond de wetenschap in zijn hemd. De oude excuses (‘Dit zijn uitzonderingen, deze mensen waren niet lekker, wetenschappelijke fraude wordt door de wetenschap zélf gecorrigeerd’) zijn onbruikbaar gebleken. De fraudeurs waren stuk voor stuk uitstekend functionerende wetenschappers, die dankzij de harde wetenschappelijke cultuur vele jaren hun gang konden gaan en al doende grote invloed hadden binnen hun vakgebied. De wetenschap kan dus niet langer volstaan met sussen en roepen dat alles sal reg kom. Maar wat is er concreet gebeurd?
De fraudeur en zijn kicks
Niets, eigenlijk. De wetenschappelijke gemeenschap gaat er van uit dat de structuren die al ruim vóór de affaire-Stapel waren ingericht, voldoende zijn. Sinds 2004 is er een universitaire gedragscode, opgesteld in opdracht van de samenwerkende universiteiten (VSNU) door de Leidse rector Paul van der Heijden. (De man die onlangs in het nieuws kwam dankzij zijn absurd riante vertrekpremie.) Die is sindsdien een beetje uitgebreid. Sinds 2003 is er het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI), en sinds 2005 zijn er universitaire vertrouwenspersonen en integriteitscommissies, waar klokkenluiders zich kunnen melden. Recent klonk nog de roep om jonge wetenschappers een eed af te laten leggen – en that’s it. Het systeem is dus in wezen gericht op de opvang en afhandeling van concrete fraudeklachten – waarbij overigens vaak vraagtekens worden gezet bij de professionaliteit van met name het LOWI. Wachten op een signaal. Zonder klokkenluiders geen fraude-onderzoek. Dat is onvoldoende, want dat is waar de fraudeur rekening mee houdt. Sterker, dat geeft de fraudeur zijn kick.
Alle mooie woorden ten spijt is wetenschap anno 2012 een beroep als elk ander, waarin werkers proberen om overeind te blijven, de kantjes er van af lopen of de baas grotelijks belazeren. Vrijwel iedere onderzoeker heeft wel een keertje met zijn gegevens geknoeid, vaak op dat wanhopige, cruciale moment dat hij of zij moest kiezen tussen eerlijk blijven en vertrekken, of een beetje liegen en een wetenschappelijke carrière opbouwen. Voor een minderheid wordt frauderen een levensstijl, een dubbelleven dat voor een verslavende kick zorgt. Juist die recidivisten veroorzaken de grootste schade. En voor die recidivisten is het juist de kick dat ze ongestraft door kunnen gaan, zolang ze het spel goed spelen. Daarom zou het veel beter zijn om een permanente fraude-onderzoekscommissie te hebben, die steekproefsgewijs onderzoeken onder de loep neemt. Met name grote onderzoeken, en het werk van opmerkelijk succesvolle onderzoekers. Alleen dàt systeem zou recidivisten écht afschrikken, dan wel ze op tijd kunnen betrappen. Wetenschap is een hard bedrijf. Wie de kwaliteit wil bewaken, kan niet volstaan met vrome woorden en spijt achteraf.
*Een uitstekend overzicht van fraudezaken in de Nederlandse wetenschap is te vinden in het recent verschenen ‘Ontspoorde wetenschap’ van Frank van Kolfschooten (Uitgeverij De Kring, €19,95).