Je kunt me veel verwijten, maar niet dat ik me bij elk woord dat ik schrijf onvoldoende afvraag of het tegendeel niet nét zo waar is, of zelfs de overtreffende trap van waar. Als ik dus op de grond lig te rollen van ergernis over het gebrek aan verhaalkracht van onze politici (‘leuk al die maatregelen, maar wat is hemelsnaam de gedáchte erachter???!!!’), is er, simultaan, een stemmetje in mijn hoofd dat zegt: ‘Heerlijk toch? Politici die geen wereldbeeld meer uitventen, maar zich bewust van hun eigen tekorten louter tot boekhouden en projectmatige sores beperken?’
En dan moet ik kiezen. Heeft die aansteller, die op de grond ligt te rollen, gelijk? Of is het inderdaad een schande dat zelfs een uitgesproken messianist als Lodewijk Asscher of een terriër als Timmermans, zodra ze in het kabinet gaan zitten, eenzelfde soort robots worden als hun collega-ministers? Tijdens een interview met toneelregisseur Ivo van Hove, eerder deze week, werd de aansteller ‘gevoed’ door de volgende woorden van de toneelregisseur: ‘Politiek is teveel management geworden. Niet alleen geven politici geen antwoord meer op: ‘Waar gaan we naartoe?”. Zelfs op vragen als “wat vinden we belangrijk?” en “waarop leggen we het accent?” blijft het oorverdovend stil.’ Innerlijk applaudisseerde ik. Dus er waren meer mensen, op zijn minst één, die de gapende leegte achter ‘onze’ machthebbers zien. En bij wie hun gebrek aan visie een bijna fysieke reactie van teleurstelling teweeg brengt.
Pissen of doorvertellen
In dit verband is de benoeming van journalist/publicist Pieter Hilhorst tot wethouder in Amsterdam, ondanks zijn sociaaldemocratische kartonkleur, iets dat toegejuicht dient te worden, zeker in aanvang. Je kunt veel zeggen over zo’n overstap – en hier en daar was de elementaire jaloezie niet van de lucht -, maar in ieder geval heeft Hilhorst bewezen dat hij een verhaal kán vertellen. Hoe belabberd het imago van de beroepsgroep ook is en in welke ranzige hoeken en gaten het moderne journaille zijn kostje ook bijeen schraapt: uiteindelijk wil elke lezer een samenhangend verhaal op zijn of haar bordje hebben, waar het iets mee kan (tegenaan pissen of enthousiast doorvertellen).
Dat lijkt obligaat, maar juist het ordenen van feiten, visies en meningen is in dit tijdperk van verstikkende informatiedichtheid van cruciaal belang en bij uitstek de kwaliteit van goede journalisten en columnisten. En niet een kwaliteit die bij politici erg ontwikkeld lijkt. Kijkend naar mijn eigen stad, Rotterdam, is het bijvoorbeeld hemeltergend hoe de bestuurlijke modellen voor na de opheffing van de deelgemeenten naar de bevolking worden gecommuniceerd. ‘Structuurloze poeha’ was op Stadslog Rotterdam het nog milde oordeel van historicus Boudewijn Pothoven. Benieuwd dus of Hilhorst bij de verantwoording van ongetwijfeld moeilijke keuzes een (brrráááákwoord) ‘kwaliteitsslag’ kan maken. Het is broodnodig. En niet alleen in Amsterdam. Kijken over het muurtje van je eigen koker/tunnel en beslissingen in een wijdere context blijven plaatsen, zou ook op het Binnenhof (en op ‘mijn eigen’ Coolsingel) een verademing zijn.
Nieuwe Havel
Dat CPB en CBS soms, meer dan politici, leidend lijken te zijn in de richting waar Nederland op gaat, is het ultieme bewijs van de leegte en het totale gebrek aan verhaalkracht. Vanaf Paars is Nederland stiekem aan een ontbinding begonnen en nu, anno 2012, lijkt het definitief versplinterd en uiteengevallen tot een oninspirerende verzameling dossiers, projecten, begrotingen, sectoren, deelproblemen, hypes en hashtags. Elke politicus die deze technocratisering op een geloofwaardige manier kan stoppen of zelfs omkeren, die de samenhang weer kan benoemen en beargumenteren, zou een overwinning betekenen op de om zich heen grijpende logica van de ‘deskundigheid’ die geen deskundigheid is, omdat ze kan worden ingehuurd en dientengevolge maar al te vaak de taal spreekt van de opdrachtgever. Ook hierin kan de onafhankelijke geest van een (voormalig) journalist een helende werking hebben: door de vermeende deskundigheid uit te dagen en op kritische wijze, waar mogelijk, feit van fictie te scheiden.
Tot slot: ik ben niet naïef en zeg niet dat Pieter Hilhorst bovenstaande ambities allemaal waar gaat maken. Wat al bemoedigd is dat je het vermoeden kunt koesteren dat hij een substantieel deel van deze ambities, qua talent, zou aankunnen. En dat hij in het beste geval zou kunnen uitgroeien tot een hele flauwe afspiegeling van iemand als Vaclav Havel, wat voor Nederlandse begrippen altijd nog een enorme stap vooruit zou zijn. En al zegt een ander deel in mij dat verhalen passé zijn en de moderne burger structureel hybride is geworden, tóch is er mijns inziens alle reden om deze Pieter H. aan te moedigen en te steunen. Dus…
‘Hoera! Hoera! Hoera! Voor Pieter Hilhorst!’
Cc-foto: Lilian van Rooij