Voetbal: de psyche van een keeper

04-12-2012 13:00

Drie jaar lang was ik de eenling van het team. Ja, ik was keeper. Al die jaren in hetzelfde team: de E3. Het mooie van keepen toentertijd was dat de goaltjes nog lekker klein waren. Je hoefde niet veel te kunnen om een prima keeper te zijn. Maar eenmaal in de ‘D’ beland werden de goals groter. We verloren de eerste wedstrijd van het seizoen met 12-0 en ik werd uitgekafferd. Ik heb mijn handschoenen in de hoek gegooid en ze nooit meer opgepakt. Sindsdien ben ik voetballer. 

Blunders
Nog steeds ben ik gefascineerd door keepers. Hoe ze een goal vieren in hun eentje en alle verantwoordelijkheid pakken bij een nederlaag. Je zal een spits zelden horen zeggen: “God ja, we hebben inderdaad verloren doordat ik die levensgrote kans miste.” Meestal gaat het over het spel van zijn team dat ondermaats was. Keepers trekken schuldbewust het boetekleed aan na een blunder. Kom er maar in Robbin Ruiter. De sluitpost van FC Utrecht was afgelopen twee wedstrijden de schlemiel na evenzoveel blunders. Het is het risico van het vak. Keepers (en scheidsrechters) mogen niks fout doen, spelers wel.

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat keepers heel stiekem gewoon een beetje geil worden van die aandacht. Negatieve reclame is ook reclame zeggen ze. Het kan niet anders of keepers kicken op tirades van medespelers, coaches en fans. In je gezicht gebruld worden terwijl de speeksel je rond de oren vliegt, je moet er van houden. Het schijnt dat Edwin van der Sar nog immer badend in het zweet wakker wordt omdat hij droomt van zijn gestopte penalty in de finale van de Champions League. Hij was niet gewend om toegejuicht te worden. Arme Edwin.

Psyche
Er zou eens wetenschappelijk onderzoek naar verricht moeten worden: de psyche van de keeper. Ik ben benieuwd wat er uit zou komen. Maar ik denk dat ik de uitslag wel weet: een opvallend hoog percentage van de keepers in het topvoetbal is niet helemaal lekker. Waarom alleen in het topvoetbal? Omdat je wel héél gek moet zijn, wil je ballen met lichtsnelheid op je af zien komen. Daarbij worden in het amateurvoetbal dikwijls veldspelers in het goal gezet. Dat zie je meteen. Een verschrikkelijk normaal persoon in het goal. Een beetje onhandig tegen de doelpaal hangend om zo veel mogelijk op een echte keeper te lijken. Je pikt ze er gelijk uit. Al voor de aftrap weet de tegenpartij het. Vanaf dan speel je een verloren wedstrijd.

Keepers moeten een beetje gek zijn. Gek in hun doen en laten, gek in hun uitstraling en gek in hun stijl. Anders zullen ze het nooit redden. De voorbeelden zijn legio. Noem een willekeurige keeper op en de kans is aanzienlijk dat hij in zijn vrije tijd naakt in een weiland vogelverschrikkertje loopt te spelen. Michel Preud’homme kennen we als een mafketel die negentig minuten lang zijn manschappen naar voren krijst. Dat is al maf zat. Naar het schijnt wordt nadien het maatpak ingeruild voor een fluorescerend roze overall en kijkt Preud’homme de hele avond naar Geer & Goor. Even lekker zichzelf zijn, noemt hij dat. Bizar.

Boek
Het wachten is op een boek à la Andy van der Meijde, maar dan het verhaal van een keeper. Het zou nog schokkender zijn. In zijn boek beschrijft Van der Meijde een van zijn nachtelijke avontuurtjes. Toen hij die avond terugkwam met een stewardess aan zijn arm, verschuilde slapie Joey Didulica zich achter de gordijnen. Hij wilde Andy bezig zien. Dit is voor voetballers en normale mensen uiterst opmerkelijk. Keepers zien niet in wat hier nou zo apart aan is. De psyche van een keeper in een notendop.  Het wachten is op een open biografie van een huis-tuin-en-keukenkeeper zoals Edwin Zoetebier of Bas Roorda. Het zal ongetwijfeld een psychologische thriller worden die zijn weerga niet kent.