Sport

Ook de Nederlandse topsport moet keuzes maken

06-12-2012 19:00

Het lijkt een trend te zijn in bestuurlijk Nederland. Focussen waar je goed in bent. Het Nederlandse topsectorenbeleid schrijft voor  dat we extra moeten investeren in die economische sectoren waar we als Nederland in uitblinken, universiteiten en hogescholen krijgen financiering op basis van die onderdelen waar ze in uitblinken en nu gooit ook de NOC*NSF het over deze boeg. De Sportagenda 2016 is slecht nieuws voor de ‘kleine sporten’.

Ook bij de Olympische koepel moet de broekriem aangehaald en dus moeten er keuzes gemaakt worden. En die keuzes zijn hard. Erkennen, focussen, financieren is de drietrapsraket waarop het financieringsmodel van NOC*NSF is gestoeld. Dat betekent dat sportdisciplines eerst als volwaardig erkent moeten worden om überhaupt gefinancierd te worden. Daarna wordt door middel van focus bepaald in welke mate, en op welke manier de financiering plaats vindt.

Onrechtvaardige verdeling
Eén van die focuspunten die de eerste partijen nu tegen de borst stuit is de prestatieverwachting. De dames volleybalploeg staat op de wereldranglijst ongeveer net zo hoog als wij. “Ons damesteam staat 21e op de wereldranglijst, terwijl de herenploeg ook tot de beste 21 landen van de wereld behoort,” is de Nederlandse IJshockeybond de eerste die zich laat horen tegen de onrechtvaardige verdeling van de topsportgelden. Zij zullen niet de laatste zijn die zich gaan laten horen.

Toegegeven, het Nederlandse ijshockey heeft sinds de 9e plek in Lake Placid 1980 bijzonder weinig meer gepresteerd in het mondiale ijshockey, maar de opmerkingen van de bond zijn niet uit de lucht gegrepen. Wie in de Sportagenda 2016 leest dat één van de criteria om in aanmerking te komen voor subsidie uit de bovenste categorieën (‘podiumprogramma’, ‘pathwayprogramma’ en ‘talentenprogramma’). Een ‘reële kans’ op podiumplaatsen bij Olympische Spelen, WK’s of Paralympische Spelen moet hebben op korte termijn of in de komende jaren.

Kleine sporten in het nauw
Maar wie had in 2004 kunnen voorspellen dat het windsurfen ons in 2012 een gouden medaille zou kunnen opleveren. Evenzogoed is de teloorgang van het mannenvolleybal na de gouden plak in Atlanta 1996 moeilijk aan te wijzen. Sport is aan veranderingen onderhevig en kan onder impuls van enkele exceptionele talenten binnen een paar jaar opeens uitgroeien tot een discipline met Nederlandse medaillekansen.

De nieuwe geldenverdeling is er op gericht de Nederlandse sporthoogvlakte goed te faciliteren in tijden dat het ook de topsport financieel niet voor de wind gaat. Voor grote sporten als schaatsen, zwemmen en hockey lijken de problemen mee te vallen. Het zijn de schermers, kanovaarders en badmintonners die hun Olympische droom zelf zullen moeten zien te financieren.