“Alcohol is voor de heiden, Allah legt zijn schaapjes droog, Allah kan goed autorijden, Allah krijgt hem steeds omhoog. Allah zal dit land genezen, Allah wordt door niets gestuit, Allah is een opperwezen, Allah deelt de lakens uit.” Mijn eerste prettige gesprek met Theo van Gogh vond plaats in 1987, naar aanleiding van de bovenstaande liedtekst, deel van het cabaretprogramma Het Nut van de Neushoorn‘.
Theo had ook een afkeer van Islamieten, zei hij, en dat soort dingen moest gewoon kunnen worden gezegd. Fijn dat het eens gebeurde. Heel fijn. Dit was cabaret waar hij wat mee kon.
“Allah weet meer van karate dan die lieve God van ons, Allah heeft meer heilsoldaten. Allah heeft meer pompstations”.
Een dagje naar het strand
Theo was, wat ons betreft, toen al niet zomaar iemand. Hij had het kleine meesterwerk Een dagje naar het strand verfilmd en liet regelmatig op controversiële wijze van zich horen, onder andere via columns in Propria Cures, het blad waar Zak en As-collega Erik van Muiswinkel twee jaar redacteur van was geweest.
De lof van Van Gogh viel bij ons beiden in goede aarde. Het enthousiasme van een non-conformistische filmmaker voor ons werk was ons meer waard dan lof vanuit de cabaret-scene, die wij eerlijk gezegd als laf, politiek-correct en kleinburgerlijk beschouwden. “Wat goed dat jullie dit eindelijk eens hardop durven te zeggen!”
Vrienden en bondgenoten
Het was wel vaker dat Theo precies de juiste dingen op het juiste moment zei. Hij maakte ons groter dan we waren, in ieder geval groter dan we ons voelden, en voelde feilloos aan dat dat zou werken. Hij was, ook toen, een magneet voor wie miskend was of zich zo voelde. Achteraf zou ik het nog simpeler zeggen: je bent wat je herkent.
Maar daar stond hij dus, in 1987, de man die voor niemand bang was, en benoemde ons tot vrienden en bondgenoten. Vanwege dat ene lied in onze voorstelling, de rest zei hem niet veel, maar dit vertelde hem alles wat hij hoefde te weten:
“Allah heiligt de traditie, geen tampon en geen condoom. Botte bijl voor de justitie, zo houdt Hij het tuig in toom…”
Dubbelzinnige context van cabaret
Achteraf kan je zeggen: mijn eerste contact met Theo en het definitieve einde daarvan door zijn dood, worden door dit ‘Allah-lied’ van Zak en As op een curieuze manier met elkaar verbonden. Over die tekst maakte niemand zich destijds in 1987 overigens druk. Humor, moest kunnen. Voor Theo was het of hem een bladzij van het Nieuwste Evangelie was voorgelezen. Niks humor! Theo zag het allemaal als bittere ernst.
De harde interpretatie van de Islam, door de islamieten in 1987, verschilde niet met die van nu. Ook Theo was toen precies dezelfde die hij later zou zijn. Waarom hij toen niet al frontaal in de aanval ging is begrijpelijk: het ontbrak hem nog aan achterban. Er waren geen Ayaan Hirsi Ali’s die provocerend en dapper de rechten van moslimvrouwen bepleitten. De islam belachelijk maken kon je toen maar beter doen binnen de veilige en dubbelzinnige context van het cabaret, voor een publiek van minstens 99 procent autochtone blanken, door ironie beschermd tegen de politiek-correcten.
“Allah eist dat mannen trouwen, met een onbespoten bruid. Treft u een van Allah’s vrouwen, pak haar dan vooral niet uit.”
Submission
In Submission, naar het script van Ayaan Hirsi Ali, pakte Theo jaren later letterlijk een moslima uit. Hij was de man van de rechte lijn, slim genoeg om zijn kansen af te wachten, maar inmiddels zo verliefd op het door hem zelf geschapen imago dat het zijn grootste angst was om voor bang te worden aangezien.
Hij bleef gewoon onbewaakt door de stad fietsen.
Op dinsdag 26 juli 2005 kreeg Mohammed Bouyeri levenslang voor de moord op Theo van Gogh.
Justus van Oel is scenarioschrijver en maakte met Theo van Gogh onder andere de televisieserie ‘Najib en Julia’. De komende weken zal Van Oel een feuilleton schrijven over de roerige tijd die hij beleefde met Theo van Gogh.