Geen Nobelprijs voor Nederland dit jaar. En dat is meer dan jammer, vindt KNAW-president Hans Clevers, want Nobelprijzen zijn goed voor de Nederlandse wetenschap. Zegt-ie. En dus moet er meer geld naar wetenschap. Maar wonnen we in de vette jaren dan zo veel meer medailles?
‘Net als bij het winnen van Olympisch goud,’ schrijft Clevers in de Volkskrant van 10 december, ’ontstaat er plaatsvervangende trots in allerlei schillen rond de winnaar: medewerkers, samenwerkers en instituten delen mee in de prijs.’
Het hele land knapt er van op, aldus Clevers. De laatste keer dat we mochten meegenieten van een Nobelprijs was in 2010, toen Andre Geim de prijs kreeg. Een Rus die op vele plaatsen heeft gewerkt, maar nou net in Nijmegen een geniale ingeving had gekregen. Een uitzondering, beweert Clevers in de Volkskrant. We raken achterop: ‘Hoewel we deze Andre Geim – tot Nederlander genaturaliseerde Rus – twee jaar geleden toevoegden aan de eregalerij, stellen we vast dat Nederland in de Nobelprijscompetitie toch langzaam naar het “rechterrijtje” (de tweede categorie, M.H.) verschuift. Het is de wrange vrucht van jarenlang krimpende budgetten voor wetenschap en van de groeiende nadruk op toepassing en voorspelbaarheid.’
Maatschappelijk relevant onderzoek
Het is een vertrouwde klacht. Maar…stellen we vast? Je zou verwachten dat Clevers, voordat hij dit schreef, de lijst van Nederlandse Nobelprijswinnaars even had opgeslagen. Had hij dat gedaan, dan had hij kunnen zien dat ‘jarenlang krimpende budgetten’ juist prijzen opleveren.
Klachten over krimpende bestedingen voor wetenschap zijn inmiddels ruim dertig jaar oud. In de jaren zestig en zeventig kon het geld niet op, maar sinds de crisis van eind jaren zeventig, begin jaren tachtig (de Kabinetten Van Agt, en daarna Kok) staat het wetenschappelijk onderzoek flink onder druk. Sindsdien moet onderzoek meer en meer ‘maatschappelijk relevant’ zijn, en universiteiten moeten sindsdien steeds meer bedelen bij het bedrijfsleven.
Toevallig passerende Rus
En hoe zat het dan met de Nobelprijzen de afgelopen dertig magere jaren? Welnu, Geim kreeg de prijs in 2010; Gerard ‘t Hooft en Martin Veldman kregen hem in 1999; Crutzen kreeg hem in 1995; Simon van der Meer in 1984; Bloembergen een prijs in 1981. Daarvoor…moet je dertig jaar terug in de tijd. Naar Frits Zernike die de prijs kreeg in 1953. Juist in die jaren waarin er aan geld geen gebrek was, heeft ons land géén prijs der prijzen in de wacht gesleept. (Ik sla economie- en vredesprijzen en dat soort neppers uiteraard over.) We stellen vast dat die druk vanuit Den Haag om te excelleren (of anders je geld te verliezen) de Nederlandse wetenschap wellicht juist goed heeft gedaan.
Dat lijstje winnaars leert ons nog wat. Geim was een toevallig passerende Rus. Crutzen, Van der Meer en Bloembergen: het waren Nederlanders inderdaad, maar ze waren zelden thuis. Ze werkten in het buitenland, bij internationale instituten. Hier in Nederland hadden ze weinig te zoeken. Hun werk had niks nationaals; hun nationaliteit mag gerust toeval worden genoemd. (Gerard ’t Hooft en Veldman, waren wél thuis aan het werk, maar dat zijn theoreten, die hoeven nergens naar toe.) De moderne wetenschap is, kortom, een multinational. Die medewerkers en samenwerkers waar de glans van de prijs op afstraalt, zijn vooral buitenlanders. De resterende gloed voor de vaderlandse wetenschap, of het vaderland, is slechts een mooie nationalistische draai aan het verhaal. Leuk voor de media. Wellicht dat Den Haag daar voor valt – dat is in ieder geval waar Clevers op hoopt.
Unfair onderwijssysteem
Wetenschap is een multinational en de meest vestigingen van die multinational vind je uiteraard in het grootste welvarende land: de Verenigde Staten. Vandaar dat daar ook de meeste Nobelprijzen naar toe gaan. Clevers probeert daar een sluwe draai aan te geven. In het kader van zijn pleidooi voor meer geld richting wetenschap (en wetenschappelijk onderwijs) beweert hij dat ontdekkingen die in aanmerking komen voor Nobelprijzen ‘vrijwel uitsluitend voort[komen] uit landen waarin uitstekend onderwijs jonge onderzoekers optimaal op het startblok zet.’
Dus, Den Haag, gooi meer geld richting wetenschap én onderwijs! Helaas gaat zijn redenering mank, want de grootste winnaar, de VS, bezit juist een redelijk beroerd en buitengewoon unfair onderwijssysteem. Het is puur de omvang die er voor zorgt dat de VS, ondanks de enorme verspilling van talent, de meeste prijzen in de wacht sleept. Zijn argument had moeten zijn: alleen door veel beter onderwijs te geven, kunnen we in de buurt blijven van die talent verspillende reus de VS.
Maar goed, Clevers is aardig op weg. Hij hoopt dat Den Haag niet alleen het sprookje van de nationale uitstraling. Maar met de Nobelprijslijst in de hand, kunnen ze daar ook heel droogjes constateren: bezuinigen levert meer op.