Cult

Feuilleton: De Dakloze Lente (11)

16-12-2012 20:18

PARIJS – Bob wil alleen the best girl in the room, de rest is toeval, en daarom een verschrikking. Hij zegt tegen mij: “En jij gaat mee met dat toeval. Jij geeft eraan toe, Louis. Straks is alles voorbij. Straks is Parijs voorbij, straks ben jij voorbij. Wil je dan, uit miljarden vrouwen net Éli voor je zien, het vreemde lichaam. Hoe ze op je zat en met haar handen je borstspier fijnkneep? Hoe je onder haar liggend, ontdekte dat ze een klein onderkinnetje had dat trilde terwijl ze op en neer ging?” Dit alles kwam op mij over als een volmaakt idyllisch beeld. 

 

“Of heb je liever iemand die  je echt kent?”

(…)

“Je preekt Bob, houd op. Ben jij een muzikant? Volgens mij niet. Je bent een dominee.”
“Als je met een vrouw gaat is zij op dat moment de enige. In die zee van tijd ben jij haar. Je hart klopt, en over zeventig jaar klopt het niet meer. Wie ben je dan geweest? Aan jou de keus, Louis.”

Ik dacht dat Bob een vriend was, maar hij bleek een controleur. De gedachte dat deze steriele man mij naakt heeft gezien, bekeken heeft wat ik met Éli op het bed deed, Bob, een man die zo ver van de lusten van de wereld af stond, maakte me misselijk.

Éli bracht haar hoofd dicht bij het mijne. Ze ging steeds lomer op en neer en luisterde naar mijn ademhaling, hoe ik met schokken steeds dieper inademde om de lucht snel weer uit te puffen. Ze gaf me een kus, net onder mijn oor, een in mijn hals, en fluisterde dat het goed was als ik kwam en dat ik niet uit haar weg mocht gaan voordat mijn geslacht slap was geworden. Ze wilde me voelen. Misschien zou ik haar nooit meer zien, fluisterde ze, maar dat was niet erg als we nu zolang mogelijk in elkaar verstrengeld zouden zijn. En ze gaf nog een kus, een op mijn kin dit keer, pakte mijn hoofd met twee handen vast en ging weer recht op me zitten om het oude ritme te herpakken.
Al die tijd zat Bob, in de hoek met een ongeduldige Suzanne tegen zich aan, af te keuren hoe Éli en ik één waren. Bob had gelijk, Éli was op dat moment alles wat telde. Er was geen ruimte voor Bob of Suzanne in mijn hoofd. Ik rook de zoete geur van Chanel, die Éli op had, vermengd met een zilte zweetlucht, ik voelde haar gladde lichaam en hoe haar zachte borsten tegen mijn romp sloegen. Ik hoorde hoe ze binnensmonds kreetjes slaakte, kreetjes die alleen ik kon horen, alsof er niemand om ons heen was.

Als een schuchter roofdier zat Bob in de hoek, met zijn ogen onafgebroken op ons gericht. Hij had geen oog voor Suzanne die hem met zoenen en kneepjes probeerde over te halen ook te vrijen. Bob had zich teruggetrokken, zogenaamd met een vrouw, om mij de volgende ochtend als een tijger te bespringen met zijn klets van de kansel. Al het moois dat er is, maakt Bob kapot, door het te veranderen in zonde.

 

Het was genoeg geweest. Woedend sloeg ik de druiven uit Bob zijn handen.

“Wat weet jij daarvan? Je bent een prekende maagd. Wat wil je doen? Wil je me overtuigen het goede te doen? Had dan zelf je best gedaan om van een vrouw te genieten. Jij hebt niets en je bent niets. Je bent geen echte muzikant. Je bent geen troubadour, maar een missionaris. Luister nu eens naar mij. In die zee van tijd was Éli het enige dat telde, samen met de Cuarente Tres, Merlot en sigaren was zij het leven vannacht.”

“Louis…”

“Houd je mond dominee Bob… Je bent een dominee, geen troubadour.”

Met twee handen pakte ik Bob bij de schouders en duwde hem tegen de kisten met fruit. Voordat ik me omkeerde zag ik hoe hij hulpeloos op geplette sinaasappels lag. Over zijn romp lagen rode en witte druiven. Toen de Arabische groenteman boos roepend naar buiten kwam was ik al verdwenen in het gat van de metro.

 

Dit is de elfde aflevering van De Dakloze Lente, een feuilleton dat iedere woensdag en zondag op DeJaap verschijnt.