Het is 1989. Jan Kuitenbrouwer en Justus van Oel schrijven aan een zwarte komedie, te regisseren door Theo Van Gogh. De werktitel is Averij 13, naar een fictieve straatnaam in een treurige nieuwbouwwijk. Een paar keer komen wij samen in het huis van Jan, toen de man van Turbotaal, een record-verkopend boekje waarin de trendy taal van de zich als modern beschouwende mens op vriendelijke wijze wordt wordt bespot.
Jan Kuitenbrouwer was en is een zeer beschaafd man. Dat juist hij zich in het kader van een te schrijven zwarte komedie verbond met Van Gogh, vergeleken bij hemzelf een Atilla de Hun, is achteraf verbazend. Toch deed hij het.
Theo maakte wel eens een stekelig grapje over Jan’s preoccupaties met hoe het allemaal hoorde, maar leek zich toch wonderwel op zijn gemak te voelen. Dit was voor hem, op dat moment, de juiste plek. Theo strooide gretig met complimenten, over de hilarische zwartheid van cabaret Zak en As en over de mensenkennis en schrijfkunst van Jan. In zijn ogen waren wij beroemd.
Zeker was Jan dat, alom kwam hij in de publiciteit vanwege Turbotaal. Dat maakte Theo’s aanwezigheid ook commerciëel verklaarbaar: hij rook de roem en de verkoopbaarheid van zijn gezelschap. Dienstbaar en vriendelijk schoof Theo aan in het licht dat in zijn ogen van de twee anderen afstraalde. Behalve dat was er tussen Jan en Theo ook een vanzelfsprekende chemie: die van twee goed opgevoede jongetjes.
Ikzelf weet en begrijp weinig van de omgangsvormen van de betere middenklasse. Jan was er van doordrenkt en Theo kon er ieder moment op teruggrijpen. In het openbaar koos Theo graag voor de rol van nietsontziende sloper van meningen en mensen, privé was hij een nette, beleefde, hoffelijke man. Tot een bepaald alcoholpercentage dan en zeker niet in alle omstandigheden.
De omslag in de samenwerking tussen Jan, Theo en mij liet niet lang op zich wachten. In mijn herinnering begon het met een opmerking van de echtgenote van Jan. Theo had volgens haar inmiddels iets te vaak over tafel getoeterd dat Jan Kuitenbrouwer eigenlijk een angstige kleinburger was die met zijn talent eens wat beters moest gaan doen dan boekjes vol woordspelingen produceren.
Hij, Theo, zou hem daar graag bij helpen en zag zich in deze als opvoeder en wegbereider naar het grote avontuur. Een aanbod dat Jan toch onmogelijk kon afslaan, zeker als het van Theo kwam. Zo hoog had hij zichzelf toch wel zitten. Hij bleef dan ook gestadig poeren in de persoonlijkheid van Jan, op zoek naar de enige echte Kuitenbrouwer, ooit genadeloos ingemetseld door bekrompen opvoeders.
Jan meed angstvallig het conflict waar Theo onmiskenbaar op aanstuurde. Theo werd door dat zwaktebod aangemoedigd en zette steeds vaker het mes in de ziel van Jan, die niet echt wist wat hij daar mee aanmoest. Het was Hetty, Jan’s vrouw, die daar op een avond opeens genoeg van had. Koeltjes analyseerde zij Theo Van Gogh en karaktiseerde hem als een net Wassenaars jongetje dat wanhopig probeerde stout te zijn. Voor eeuwig gestrand in de puberteit.
Al die vete’s die Theo ontketende hadden volgens Hetty slechts de schijn van een debat, in feite waren ze niets anders dan een poging over aan papa en mama te bewijzen dat Theo zo lekker stout was. Dat daarbij soms willekeurige slachtoffers tot in het diepst van hun ziel werden gekwetst, dat kon stoute Theo lekker niks schelen. Hetty vond dat stompzinnig en ongevoelig kleutergedrag, zei ze, het werd tijd dat Theo eens volwassen werd en zijn talenten voor een waardiger doel ging inzetten.
Van Gogh kreeg niet de gelegenheid iets terug te zeggen, Hetty was ongenaakbaar en leek niet van hem onder de indruk. In het bijzijn van twee vrienden werd de grote Van Gogh gereduceerd tot een karaktertje uit een Annie M.G. Schmidt-boek. Door een vrouw, ook dat nog. Een vete was geboren.
Het echtpaar Kuitenbrouwer werd honderdduizendvoudig beledigd in een reeks woedende columns die gericht waren op maximale beschadiging. Van Gogh was diep geraakt door Hetty’s constatering dat Theo maar zelden zichzelf was. Zijn permanente guerilla tegen alles en iedereen was, volgens Hetty, in de kern onecht gedrag. Ook Theo was maar “een hele gewone, nette man”.
Die opmerking, die bij Theo binnenkwam als een mortiergranaat, was het definitieve einde van iedere samenwerking tussen Jan Kuitenbrouwer en hemzelf. Het project Averij 13 leed dan ook al schipbreuk voor de kiel was gelegd.
Justus van Oel is scenarioschrijver en maakte samen met Theo van Gogh onder andere de televisieserie Najib & Julia. Wekelijks verhaalt hij over zijn tijd met Theo van Gogh.