Alsof je oog in oog staat met Magere Hein, die op het punt staat om met zijn zeis je kop van je romp te hakken. Zo klinkt, bij vlagen, het Requiem van Verdi. Ik ken geen enkel ander werk dat de angst voor de dood zó messcherp vastlegt. Zijn Requiem gaat niet over hoop, maar over wanhoop.
Dood is niet eng
Verdi’s dodenmis (1874) is dan ook allesbehalve een compositorisch staaltje dat toehoorders gerust zou moeten stellen in de trant van ‘doodgaan is niet eng, het verlost je van je nihilistische aardse bestaan, op weg naar iets groters’. Nee, het benadrukt alleen maar de akelige gedachte dat je er ooit nooit meer bent. En dat ons dat allemaal te wachten staat; dat de zwiep van de zeis van Magere Hein eens ook jouw keel genadeloos doorklieft.
Grotesk en ontnuchterend
Ik denk persoonlijk dat het voor Verdi onvermijdelijk was een requiem te componeren, opgedragen aan de Italiaanse dichter Allessandro Manzoni, dat grotesk klinkt en tegelijkertijd zo ontnuchterend werkt. Als componist van talloze operaspektakels wist Verdi als geen ander hoe hij een meute toehoorders met muziek kon opzwepen of ontroeren. In religieus opzicht zei Verdi over zichzelf een agnost te zijn, die er simpelweg van uit gaat dat er na de dood niks is en als er wel iets is, nou, dan is dat mooi meegenomen.
Die houding, in relatie tot het spektakelgenie, leidt er, lijkt mij, toe dat Verdi’s Requiem zich laat luisteren als een opera; een verhaal dat doordesemd is met de pure, menselijke angst, voor de dood.
Neem het zevende en tevens slotdeel, het Libera me: daarin bezingt een sopraan haar hoop, en wat Verdi betreft vergeefse hoop, op bevrijding van de eeuwige dood, op de dag dat de Heer zijn toorn over de aarde botviert met vuur.
Molensteen op de maag
Hoewel de Latijnse tekst, die vastligt, van een Goddelijk schrikbewind doordrenkt is, kiezen componisten er vaak voor een toon van hoop en rust aan te slaan, alsof de hoop van de zanger(es) gestoeld is op een zekerheidje. Logisch, want het Libera me is het laatste onderdeel van de traditionele katholieke dodenmis en de voorganger wil liever niet dat de kerkgangers aansluitend de gang naar het kerkhof vervolgen met een loei van een molensteen op de maag.
En precies daar had Verdi, boers als hij was en altijd al wars van conventies, hele dikke schijt aan: het is wat het is en als de tekst angst zaait, dan de muziek ook, anders slaat het hele zooitje als kut op Dirk. Luister en oordeel zelf.
Als je bang bent dat je hersenpan een muzikale prikkel van een kwartier niet aankan, trakteer je oren dan op zijn minst met het fragment tussen 2:24 en 4:14, zodat je in elk geval Verdi’s definitie van Godsdienstterreur eens gehoord hebt.
In Ken je klassiekers bespreekt Jochem Rietjens, muziekadept, wekelijks een markant werk uit de klassieke muziekgeschiedenis, waarbij hij probeert dit genre uit het elitaire slob te trekken.