In een daverende overvolle arena ging Marijke de strijd aan met haar drie overgebleven tegenstanders. Terwijl ik het spel wilde uithollen, en mijn tegenstanders wilde testen om op een onbewaakt ogenblik toe te slaan – was het niet vanavond, dan bij een volgend pokerspel. Ik zou alle scenario’s proberen, kijken tot hoe ver mijn overmoed vruchtbaar was en all-in gaan. Ik zou eens kijken hoe overtuigend mijn bluffen was en op goed geluk de inleg verhogen. Had ik dan honderd keer gefaald, ik wist meer dan al mijn tegenstanders die niet durfde te verliezen, wat ik van het pokeren kon verwachten en ik zou, als het erop aankwam een verbluffende pot spelen. Inderdaad, als het erop aankwam. Tot nu toe was het leven nog die van vrijblijvend studeren en me liever onderdompelen in een geveinsd bohemiens bestaan in Parijs.
Maar sinds ik Marijke had ontmoet was de wellust mijn leven binnen gekomen en wist ik dat dit een van de weinige eindspellen zou zijn die ik in mijn leven ging spelen. Dit keer was het serieus, dit keer zou ik moeten winnen.
Marijke leek hier heel anders over te denken. Zij had voor mij geen oog meer. Voor haar was dit pokerpotje, het eindspel. Ik had mijn beurt gehad. Eens was ook ik het eindspel voor haar geweest, toen we elkaar ontmoette en ze me met een natte tongzoen op de Pont Saint-Louis overtuigde om haar een nachtelijke Parijse rondleiding te geven. Het was geen luchtig schouderophalen als ze zei: “Morgen ben ik misschien al dood.” Het was geen clichématige uitspraak, van pluk de dag en je weet nooit wat er gebeurt. Nee, bij Marijke was het een overtuiging dat ze morgen heel goed kon overlijden, verhalen over plotselinge hartstilstanden te over.
Twee vriendinnen op het tropisch eiland waar ze vandaan kwam waren jaren geleden gezamenlijk overreden door een vrachtwagen. Ze stonden in de dode hoek van het met sinaasappelen beladen voertuig voor een stoplicht te wachten. Eén speelde met haar telefoon, de ander keek toe, waardoor ze beide niet in de gaten hadden dat de vrachtauto al begon was te rijden en rechts afsloeg. Het was fataal, de twee meisjes stierven onderweg naar het ziekenhuis. Marijke was continu alert op het risico van plotseling overlijden. Anders dan de Galliërs of Germanen die om de altijd aanwezige dreiging van een op hun hoofden neerdalende hemel in defensief de dreiging met offers trachtten te bezweren, ging Marijke met haar Latijnsamerikaans temperament de confrontatie aan.
De eindstrijd was altijd gaande en zij liep voorop.
In een daverende overvolle arena zou ze het gevecht aangaan met alles wat op dat moment tot haar beschikking stond. Desnoods zou ze het zand van de arenabak in de ogen van haar tegenstander wrijven, die haar met een glimmende drietand belaagde. De vrouw die haar versloeg was een kutwijf, de man daarentegen was fun en zo ontzettend goed in het spel – daar had ze alleen maar bewondering voor. Ze zou hem nog even met open ogen aankijken om met haar blik door te dringen tot in de poriën waaruit zijn warme geur haar tegemoet kwam. Ze stelde zich dan voor hoe zijn gespierde omhelzing zou voelen.
Dit is de twintigste aflevering van De Dakloze Lente, een feuilleton dat iedere woensdag en zondag op The Post Online verschijnt. Volg het feuilleton De Dakloze Lente op facebook, en op twitter.