Al ruim een jaar nu meld ik iedere avond via twitter hoeveel mensen er gedurende die dag zijn omgekomen in Syrië. Vandaag 156 doden in Syrië. Vandaag 98 doden in Syrië. Enzovoorts. Meestal ligt het aantal tussen de zestig en tweehonderdvijftig. Deze dagelijkse death count wordt inmiddels veelvuldig geretweet en leidt tot behoorlijk wat reacties.
In de meeste commentaren geven mensen blijk van hun machteloosheid en frustratie. Vragen als: Waarom grijpt het Westen niet militair in? En: Waarom krijgt het Syrië-conflict zo weinig aandacht in de Nederlandse media? Of met andere woorden: Waarom is twee centimeter dik ijs wel de godganse dag nieuws terwijl tienduizenden doden in Syrië slechts een keer per week voorbijkomen in de media?
Het is een stuk gemakkelijker deze vragen te stellen dan er een zinnig antwoord op te geven. Desondanks toont het aan dat een groot aantal mensen in Nederland zich betrokken voelen bij al die ellende in Syrië. En de meesten voelen zich ronduit ongemakkelijk dat de rest van de wereld, inclusief de Arabische Wereld zelf, haar schouders hierover ophaalt.
De meest gestelde vragen die ik naar aanleiding van mijn dagelijkse ‘death count tweet’ krijg, zijn de volgende: Hoe kom je aan die dodencijfers? Wie telt Syrië’s killing fields? Hoe doen ze dat? En: Is het wel waar of gewoon weer propaganda?
Ten eerste: Mijn persoonlijke rol in dat tellen is nul. Ik neem die informatie iedere avond slechts over van een Syrische groep die honderden mensen in het veld heeft. Dagelijks tellen zij het aantal incidenten, doden en gewonden. Ja, ik ben zelf af en toe in Syrië (in rebellengebied; het regime doet zeer moeilijk over het verstrekken van een visum). Maar vanwege het extreme gevaar durf ik niet permanent in Syrië te verblijven. Periodes van tien dagen zijn al stressvol genoeg.
Ten tweede: Er zijn twee organisaties in Syrië die zich bezighouden met het tellen van de doden. De Lokale Coördinerende Comités, LCC, en het Observatorium voor Mensenrechten. Beide organisaties zijn voortgekomen uit de oppositie tegen het Syrische regime.
Aan de zijde van het Assad-bewind bestaat er geen club die structureel probeert om het aantal oorlogsdoden, gewonden en incidenten bij te houden. Af en toe komt de Assad-zijde met “informatie” over hoeveel doden er zijn gevallen. “honderden terroristen gedood” of “alle terroristen uitgeschakeld”. Dat soort berichten. Overduidelijk propagandistisch van toon, zonder enige bronvermelding.
Aan de rebellenzijde bestaat er ook een groep die zich slechts maar met propaganda bezighoudt. Dit is het aan Al-Qaeda gelieerde Jabhat al Nusra. Net als de autoriteiten claimen zij veelal zaken als “vandaag 250 vijanden gedood bij aanval”. Volstrekt oncontroleerbaar dus.
Omdat er interne verdeeldheid heerst binnen het in Londen–gebaseerde Observatorium voor Mensenrechten, zijn de Lokale Coördinerende Comités, de LCC’s dus, naar mijn inschatting het meest betrouwbaar. Of, zoals het vaak geldt voor oorlogen, het minst onbetrouwbaar.
De LCC’s komen voort uit de geweldloze protesten tegen het Syrische regime die begonnen in maart 2011. Het is een netwerk van lokale comités verspreid door heel Syrië. De meeste LCC activisten staan achter het FSA (de rebellen), maar zijn voor Syrische begrippen gematigd. Het zijn geen radicale Islamisten. Dat de LCC niet spreken van ‘doden’ maar ‘martelaren’ betekent niet direct dat ze Al-Qaeda-aanhangers zijn. In het Midden-Oosten is God nou eenmaal belangrijk voor de meeste mensen. Iedereen die hier doodgaat in een oorlog is automatisch een martelaar. Ook elke regeringssoldaat die sneuvelt wordt door het min of meer seculiere Assad-leger zelf ‘shaheed’ of martelaar genoemd.
De belangrijkste taak van de LCC-activisten is om de oorlog te documenteren. Overdag verzamelen ze wat er in hun dorp of stad gebeurt. Als er granaten inslaan, vragen ze de overlevenden naar het aantal slachtoffers. De LCC-leden proberen tevens zoveel mogelijk namen te verzamelen van dodelijke slachtoffers. LCC-informatie is dus geen nattevingerwerk, maar er wordt wel degelijk een poging gedaan om informatie te checken. Verder maken de activisten foto’s en video’s. Ook – en dat is belangrijk – sporen ze beeldmateriaal op dat gewone burgers hebben gemaakt met hun mobiele telefoons. Ieder dorp of stad met een afdeling van de LCC stuurt gedurende de dag al die updates via de telefoon of het internet naar een centraal verzamelpunt. Daar wordt alles geordend en de cijfers onder elkaar gezet. Aan het einde van de dag melden de LCC’s dan via facebook hoeveel mensen er die dag, volgens haar, in totaal zijn omgekomen in Syrië.
LCC-leden hebben veelal de beschikking over kleine cameraatjes, mobiele telefoons en lokaal internet. Als alles is afgesneden gebruiken ze als back-up soms satelliet telefoons en satellietinternet (Thuraya IP’s). Toen ik in het Syrische stadje Jarjanaz was, ontmoette ik mensen van de LCC. Gewone jongens die hun informatie bij het licht van een kaars en het geluid van een straaljager via hun laptop met satellietinternet de wereld instuurden.
Omdat de LCC’s actief zijn in oppositiegebieden en niet kan opereren in regimegebieden, documenteren de LCC’s logischerwijs niet het aantal slachtoffers dat valt aan de zijde van het regime. Tot nu toe zijn de schattingen dat er in oppositiegebied tussen de 40 duizend en 45 duizend doden zijn gevallen en in regeringsgebieden zo’n 15 duizend. Dat laatste cijfer is dus niet afkomstig van de LCC’s, maar een schatting van de VN.
Vanzelfsprekend kan je kritiek hebben op de LCC’s en hun werkwijze. Zijn het activisten? Ja. Zitten ze er soms naast? Zeker. Overdrijven ze soms? Geheid. Maar laten we eens naar het goed georganiseerde Nederland kijken. Zelfs bij een overzichtelijke gebeurtenis als een auto-ongeluk in Nederland verschillen soms al de slachtoffercijfers van brandweer, politie en media. Bij een treinongeluk is er vaak nog meer onduidelijkheid. En maanden na de Bijlmerramp wisten we nog steeds niet hoeveel slachtoffers er precies waren gevallen.
Dus het moge duidelijk zijn dat de LCC’s er niet iedere dag in slagen om iedere dag het exacte aantal doden te melden. In een land in oorlog, in chaos en bijna even groot als Groot-Brittannië is dit ondoenlijk. Soms zal het iets te hoog zijn (dubbeltellingen of bijvoorbeeld een incident waarbij de volgende dag blijkt dat er niet tien, maar zes doden zijn gevallen) of soms te laag (de LCC’s kunnen niet overal bij zijn of slachtoffers die later overlijden of simpelweg verdwijnen na bijvoorbeeld een arrestatie).
Met al haar beperkingen beschouw ik de dagelijkse death count van de LCC als een dodencijfer dat min of meer klopt. Het is een indicatie van hoeveel mensen er zijn omgekomen. Voor de volledigheid zou het goed zijn wanneer er aan de Assad-zijde ook een LCC-achtige groep zou bestaan die de doden daar telt. Helaas gebeurt dat nog niet.
Voor mezelf houd ik de richtlijn aan: 0-100 doden = Voor Syrische begrippen een rustige dag. 100-200 normale dag, 200 en meer onrustige dag. Ook is het zeer informatief om de dagelijkse uitgebreide rapporten van de LCC’s door te lezen. Ze geven een goed beeld van waar er wordt gevochten, welke dorpen worden uitgemoord, en wie er aan de winnende- of verliezende hand is.
Uiteindelijk zal het exacte Syrische dodental pas na het einde van de oorlog bekend worden. Al zijn er pessimisten die vrezen dat het zelfs dan zal blijven bij schattingen. In ieder geval is de dagelijkse death count van nu iedere dag weer een kort berichtje op twitter waardoor de oorlog in Syrië tenminste niet helemaal vergeten wordt.
En aangezien de Syrië-oorlog steeds meer lijkt op die van Libanon (1975-1990), komt er voorlopig geen einde aan dat dagelijkse tweetje.
Harald Doornbos twittert dagelijks de doden van Syrië. Hij is nu op weg naar Mali.