Het was ergens tussen 1993 en 1997. Met de verfilming van De Pijnbank, hard en zwart, schoot het niet op. Niemand wilde er geld in steken. Theo van Gogh kwam bij me langs met een ander plan: een AIDS-komedie. Ik schreef een opzet. Daarmee ging hij de boer op, tot in de Verenigde Staten aan toe. Hij gaf pas op toen zijn ‘project komedie’ door werkelijk iedere aannemelijke partner morsdood was verklaard.
Ons idee voor die AIDS-komedie was misschien inderdaad niet goed, zo opperde ik. Het schrijven van een goed filmscenario was, wellicht, toch moeilijker dan ik zelf eerst dacht. Ik weet nog precies wat toen volgde.
Theo liet een stilte vallen en zakte vervolgens met een luide zucht onderuit in zijn stoel. Zijn stem schoot de hoogte in. “Justus toch..!”
Door aan mijzelf te twijfelen had ik niet alleen mijn eigen talent verraden, maar ook het zijne. Als hij zei dat het goed was, dan was dat zo. Wie daarmee niet kon leven deed er beter aan onmiddellijk te vertrekken. Zijn woede, hoe kundig ook onderdrukt, was altijd even angstaanjagend.
In 1996 lag er eindelijk een filmscript voor De Pijnbank. Het script was zwevend tussen toneelscript en filmscript dus ik hield mijn twijfels. Maar die hield ik voor me. Mijn twijfels, zo dacht ik, konden onmogelijk van betere kwaliteit zijn dan die van Theo zelf. Je kan ook zeggen: ik was bang voor hem geworden. Ik was zijn vazal en dat betekende: nooit de rechtstreekse confrontatie aangaan.
Tactvol laverend overuigde ik Theo er van dat het misschien goed zou zijn mijn script ook aan iemand anders te laten lezen. En nee, dat vond ik niet erg, en nee, het zou mijn tere gevoelens niet kwetsen, zo hield ik hem voor. Al was dat natuurlijk wel zo.
Maria Goos bleek bereid het vonnis te voltrekken. Ze had het script gelezen en snapte er geen bal van, zei ze, maar dan in beter gekozen bewoordingen. Wat haar betreft was dit op geen enkele manier materiaal voor een bioscoopfilm. Maar misschien was het geschikt voor iets anders? Een toneelstuk?
Nu zou je verwachten: Theo van Gogh verliet stomend van woede het van subsidies bij elkaar gemetselde Amsterdam-Zuid-paleis van het echtpaar Goos-Blok, bestelde bij het eerste café een fles cognac en dronkt die samen met zijn schrijver leeg per limonadeglas. Maar niets van dit alles. De goedbedoelde raad van de burgerlijke successchrijfster Maria G, was alles wat Theo nodig had om van nu af aan absoluut overtuigd te zijn van zijn eigen gelijk.
‘De Pijnbank’ ging er kortom hoe dan ook komen en dat Theo oprecht in zijn eigen gelijk geloofde bleek wel in 1997: de verfilming kwam na vier jaar alsnog van de grond. Mede dankzij een extra hypotheek Theo’s huis, extra geld dat afkomstig was van hoofrolspeler en kassamagneet Paul de Leeuw en natuurlijk de toegezegde medewerking van Jack Wouterse.
Maar ons beider vriend Maarten Wansink moest in de verfilming dus wijken voor Jack Wouterse en zou het daar erg moeilijk mee krijgen, dat wisten wij beiden van tevoren. Zelf kon Theo het niet over zijn hart verkrijgen Maarten dit nieuws te melden. Dus was ik het die de naargeestige taak op me nam Maarten te informeren.
“Ik heb het gevoel dat ik door jullie van het balkon ben gegooid. Ik lig beneden op de grond te creperen en dan zeggen jullie dat het je spijt. Godverdomme, wat moet ik daarmee?”
Ik begreep Maartens ontreddering toen al volledig, maar nu begrijp ik het nog beter. In de clan van Theo, in die veilige binnenwereld van hem, was een mechanisme werkzaam dat harde confrontaties vrijwel uitsloot. Het talent en werk van een ieder, waaronder dan van hemzelf, waren voor Theo boven iedere kritiek verheven.
Bovendien: hij zei wat hij dacht en deed wat hij zei. Hij verdedigde gemeenschappelijke plannen tot de laatste snik en gaf als het moest bakken met geld uit ten bate van gemeenschappelijk projecten. Het is dus echt niet raar dat Maarten zo intens geraakt was na Theo’s afwijzing.
Maarten heeft daarna jaren niet meer met mij willen spreken, hij was zelfs eerder weer on speaking terms met Theo dan met mij.
En zo begon het project ‘verfilm de Pijnbank’.
(Wordt vervolgd.)
Justus van Oel is scenarioschrijver en maakte samen met Theo van Gogh onder andere de televisieserie Najib & Julia. Wekelijks verhaalt hij over zijn tijd met Theo van Gogh.