Hij was onderweg en ook op zoek. Al jaren kwam hij haar niet tegen. Anderen wel. Keer op keer, maar dat was nu niet meer genoeg. Het echte wilde hij hebben. Het zekere en onzekere tegelijk. Vermoeid door de stedelijke strooptochten belandde hij op de plek die hij altijd zag als het afvoerputje voor gekraakte romantici. De datingsite.
Al vijftien dagen was hij met haar in de weer. Om het uur kijkend of het openstaande venster nog wat nieuws had gebracht. En ’s avonds tijdenlang berichten sturen, heen en weer. De geheimzinnige foto trok hem aan. De schaduwinval riep vragen en vermoedens op. Hij vroeg zich af, wat er onder de nachtsluier lag en die blik van dat ene zichtbare oog.
“Dit is mijn eerste keer,” schreef hij. “Ik geloof hier niet in. De beste dingen gebeuren onverwacht.” “De slechtste ook,” antwoordde ze.
Ze spraken over dagen en nachten, wat ze deden en wilden doen. Hoe ze konden verlangen naar een boek en wilden schuilen voor de wereld. Ja, dacht hij. Dit klopt. Dit lijkt op iets dat ooit zou moeten zijn. Hij wilde met haar praten, naar haar kijken, in het echt. En daarna zich in haar verstoppen. In haar opgaan. De tijd weggenomen in een bed met warme dekens. Net als vroeger.
Tijdens de lange treinrit knipperde steeds een lichtje onderaan het scherm van zijn iPad. Een meisje naast hem keek. Ze kon zijn aandacht slechts kort behouden. Hij ging op in zijn gesprek met de bekende onbekende. Ze gebruikte zinnen die zonder vraagteken prikkelden tot vragen. Over werk en tijdverdrijf hadden ze het niet meer. Dat punt was gepasseerd. Het ging over de naderende en onontkoombare ontmoeting. Diezelfde week nog zou het gebeuren. Hij had het geprobeerd te ontlopen, maar ze wilde zo graag. En hij besefte dat het moest.
Ze had hem benaderd, omdat zijn foto tot haar sprak. In tegenstelling tot die van haar liet hij alles zien. Zijn ogen vanaf het scherm gericht op iedereen die ze wilde doorgronden. Ze zou hem zo herkennen, wist hij, als ze elkaar voor het eerst zouden begroeten. Dan hoefde hij niet het nerveuze moment van zoeken te doorstaan en kon zij op hem afstappen. Dan kon hij meteen het door spanning opgebouwde laagje nerveuze nieuwsgierigheid achterlaten. Het zou tijd worden, dacht hij. Tijd dat het weer gebeurt. Het is onontkoombaar.
Het lichtje knipperde onderaan zijn scherm. “Reis je wel vaker met de trein?”. Hij keek om zich heen. Hij begreep het nu. Ze zat naast hem, een bankje verder. Toen hij keek verstopte ze zich in haar eigen lichaam. Haar hoofd boog naar haar nek. Ogen licht geopend naar links, kijkend. Hij nam haar in zich op. De schaduwinval was weg. De vragen en vermoedens verdwenen. Nu alleen maar licht. Heel veel licht. Hij keek nog een keer. Richtte daarna zijn ogen op de stoel voor zich. Hij stopte zijn iPad weg en pakte een boek. Nee, dacht hij. Dit klopt toch niet.