Zoals sommige mensen geheim houden dat ze niet eten, hou ik geheim dat ik dat wél doe. Nou ja, geheim. Ik heb vriendinnen die speciaal met mij afspreken om taartjes te eten want ‘jij doet dat gewoon’. Ja, ik doe dat gewoon. Ik heb nooit geleerd dat eten vies, slecht of ongezond is. Mij is nooit verteld dat ik te dik ben, te dik zou kunnen worden of dat mijn eigenwaarde van mijn gewicht afhangt.
Waar het mis is gegaan kan ik dan ook precies aanwijzen: op mijn 32ste. Verliefd. Liep op niets uit, en zomaar ineens woog ik acht kilo minder. En daarna nog ‘ns twee. Ik at, ik deed niets en ik viel af. Tot mijn schrik. Van 62 kilo naar 52. Niet dat die 62 kilo me ooit dwars hadden gezeten tot die tijd. “Eet wat,” zeiden mijn ouders. Ik at. En ik viel af. “Eet nog meer,” zei mijn omgeving. Ik at. En ik viel nog meer af. Ik kocht een nieuwe garderobe, want tien kilo zijn twee maten. Opeens draaiden mannen hun hoofd om als ik voorbij liep. Tot Joshua Jackson aan toe. Maar ja, liefdesverdriet hé.
Het ging goed tot mijn 34ste. Theo van Gogh werd vermoord en waar velen hun heil in de coke zochten, kwam ik uit op taartjes. Als een bezetene stortte ik mij op het gebak, het betere gebak. Ik herinner me dat ik met pasen drie taarten kocht. Mijn ouders kwamen en ik had bedacht dat we met z’n drieën wel drie taarten nodig hadden. En slagroomtruffels. Het werd een jaar van huilen en taart eten. En aankomen.
Ik vond het een boeiend proces: door iets in je mond te stoppen, verandert je fysiek. Logisch, maar ik was ver heen. Heel ver heen. Het jaar erop begon de cyclus van afvallen en aankomen. Dodelijk. Nou ja, ik gok dat die wel dodelijk gaat worden, op een dag. Wat ik van het jojo’en geleerd heb is dat ik verslaafd ben. Zwaar verslaafd aan suiker en koolhydraten. Zonder suiker krijg ik hoofdpijn, zonder koolhydraten word ik agressief. Ik kan enorm goed niet eten – sapvasten en dergelijke. Maar met mate eten? Dank je, Unilever, dat lukt me niet.
Suiker is verslavend. En ik ben een junk. Ik kijk neer op mensen die niet eten, en ik haat mezelf bij elk chocotaartje dat ik naar binnenwerk. Niet dat ik élk chocotaartje naar binnenwerk. Nee. De meuk van de Hema, Albert Heijn e.d. hoef ik niet. Ik ben ook als het om zoet gaat een snob. Ik rij om naar de Haarlemmerdijk en de Beethovenstraat om daar bij Jordino of Van Wely mijn dope in te slaan. Voor de niet 020’ers onder ons: dat is het betere werk.
En nu ben ik er klaar mee. Niet dat dat iets zegt: ik ben er ongeveer achtentachtig keer per maand klaar mee. En negentachtigkeer per maand begin ik weer met een taartje. Of brownie. Of boterham met kaas. Gebrek aan wilskracht? Sorry, ik vind jezelf uithongeren niet getuigen van wilskracht. Jezelf lekkers toedienen daarentegen zie ik als een teken van eigenliefde. De waarheid zal in het midden liggen. Maar ik ben er wel klaar mee dat ik elke zomer vol walging mezelf in de spiegel bekijk: met kleding kan ik redelijk camoufleren dat ik een model ben waar Rubens zijn vingers bij zou aflikken. Helaas leven we in een tijdperk waarin vrouwenkleding gemodelleerd is op een jongenslichaam. Mijn bikini staat gewoon niet. En na acht weken Australieë en Nieuw Zeeland ben ik zes kilo zwaarder en past niet alleen m’n bikini niet meer maar ook ongeveer 95% van mijn garderobe. Dus we gaan afvallen. We. Ik dus. Ik word er nu al agressief van.
Ebru Umar zal de komende tijd schrijven over haar afvalervaringen.