We draaiden om elkaar heen, zonder elkaar aan te raken. Zwevend, boven een zwart bedekte bodem van as. Elke dag was hetzelfde. We belandden in een patroon, een patroon waar jij en ik al jaren vast in zaten. Dagen, soms weken ging het geweldig om het daarna weer aan gort te slaan met woede en haat. Ik lag huilend op de grond, schreeuwend om vergiffenis. Je zei dat je mij verliet en knalde de deur hard achter je dicht.
Maar altijd kwam je terug. Ik, steeds een klein beetje meer gebroken, maar ó zo gelukkig dat jij het was die voor mijn deur stond, dat jij het was die belde met de verlichtte, maar steeds opnieuw uitgesproken woorden, ‘het spijt mij’. Je was alles wat ik wilde, je was het perfecte bestaan uit mijn dromen, jij hoorde bij mij. Ik had geen seconde nodig om er over na te denken. Ja, je had mij pijn gedaan en ik jou, maar wij hoorden nou eenmaal bij elkaar. Ik sloot je maar al te graag in mijn armen om daarna het verdriet weg te kussen. Laten we het weer proberen en dat jaren door. Ik had geen idee, dat ik langzaam aan het afbrokkelen was, dat de woorden ‘het spijt mij’ bij elke uitspraak verbleekten. Je lijmde mijn getrapte hart keer op keer. Je nam mij zachtjes in je armen om mijn angst weg te strelen, zei liefkozend welterusten en fluisterde zachtjes, dat jij het was die ik nodig had, net zo lang tot dat ik er weer in geloofde.
Dit keer ben ik vertrokken. De deur zachtjes achter mij dicht gedaan. Vertrokken bij de persoon die ik ooit lief had, maar al lang geleden is verdwenen. Ik ben totaal gebroken en uiteengevallen. Dit is niet meer te repareren. En zelfs nu, bied je het aan. Zie je dan niet, dat ik al die jaren door al aan het aftakelen was en jij steeds verder van jezelf afdwaalde. Ik ben geen superheld met onvoorwaardelijke energie. Mensen breken zo nu en dan. Ik ben gebroken, echt helemaal gebroken. Deze achtbaan was veel te zwaar voor mij en ik hield al niet van achtbanen. Jij was degene die telkens wilde blijven zitten voor nog een ritje, enthousiast als je was. Rustig in en uit ademen was wat ze zeiden als ze mij verstikt van angst in het vastgeklemde stoeltje zagen. En dat is wat ik ga doen, ademen.