Sinds de Franse interventie staan Mali en de Sahel volop in de belangstelling. Vorige week nog vond in Brussel een grote internationale donorconferentie plaats. Financiële middelen toezeggen, dat lukt aardig. Eerder al heeft de EU €50 miljoen toegekend aan Mali in het kader van de Strategy for Security and Development in de Sahel. Uit deze strategie blijkt dat EU-lidstaten duidelijk inzien welke belangen in de regio er spelen voor de EU. Kijkend naar de huidige interventie rijst echter wel de vraag: waarom Frankrijk en niet Europa?
De snelle opmars van gewapende rebellen in Noord-Mali was voor sommigen een verrassing, maar onder de radar rommelt het al langer in het land. Mali is sterk verdeeld tussen het armere, Islamitische noorden en het ontwikkelende, liberale zuiden. Seculiere Toearegs in het noorden voelen zich al jaren misdeeld: nadat veel van hen als huurlingen voor Qaddafi in Libië hadden gevochten begonnen ze in januari 2012 een (zwaarbewapende) opstand tegen de regering in Bamako. Drie maanden later pleegden ontevreden soldaten een militaire coup en kwam de huidige interim-president Traoré aan de macht. De fragiele positie van de centrale regering en de veiligheidscrisis in het noorden biedt intussen vruchtbare bodem voor Al-Qaeda in the Islamic Maghreb (AQIM), die haar activiteiten in de regio flink uitbreidt. Voeg hierbij een aanhoudende voedselcrisis, duizenden vluchtelingen en de chaos in Mali lijkt compleet. In een gebied waar grenzen er nauwelijks toe doen zijn de risico’s van spill-over bovendien aanzienlijk.
Met de Sahel als achtertuin van Europa is een stabiel Mali, als centraal punt in de regio, in het belang van heel Europa. De vrijplaats die AQIM voor zichzelf heeft gecreëerd is vanuit Europees veiligheidsperspectief bezien een uiterst zorgelijke ontwikkeling. Daarnaast is de Sahel een belangrijk gebied voor de voorziening van grondstoffen en energie in Europa. Buurland Niger is bijvoorbeeld een dusdanig essentiële uraniumleverancier voor de Fransen dat sinds twee weken Franse special forces helpen bij de bewaking van de grootste mijn in het land. Onrust in de Sahel bemoeilijkt eveneens de strijd tegen de internationale handel in mensen en drugs, die zich steeds meer in juist deze regio concentreert.
Het is daarom niet vreemd dat de (eenzijdige) Franse interventie direct werd gesteund door alle EU-partners, en – belangrijker nog – de VN Veiligheidsraad. De vraag die ook de Brusselse correspondent van de Süddeutsche Zeitung zich stelde is evenwel: waarom is hier niet ingegrepen in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB)? De EU is immers al ruim een jaar op de hoogte van de instabiele situatie in Mali. Ook de groeiende en problematische aanwezigheid van AQIM is al langer bekend. Naast een trainingsmissie, die al langer in de maak is, lukt het de EU echter niet om zich militair slagvaardig op te stellen. Het Franse ingrijpen toont daarom de noodzaak aan van een snelle verdere ontwikkeling van het GVDB, en dan met name de defensietak.
EU-lidstaten onderling hebben wel al diverse, goedlopende militaire samenwerkingsverbanden. Bijvoorbeeld het European Air Transport Command (EATC), in het kader waarvan Nederlandse transportvliegtuigen zorgen voor logistieke ondersteuning van de Franse missie. Voor de effectiviteit van missies is dit soort samenwerking zonder meer te prijzen, maar dat men hierop moet terugvallen laat ook zien dat dit een gemiste kans is voor het GVDB en de EU. De EU heeft bijvoorbeeld wel EU Battlegroups die op zeer korte termijn kan worden ingezet bij VN-vredesmissies. Tegelijkertijd ligt er nog altijd geen basisplanning voor militaire noodsituaties zoals in de Sahel. Het is te hopen dat degene die Catherine Ashton straks mag opvolgen dus vaart maakt met het ontwikkelen van de defensietak van het GVDB. Alleen dan kan de EU hopen op militair gebied een rol van betekenis te spelen op het wereldtoneel.