Ik weet even niet meer hoeveel dagen ik suiker, vet en koolhydratenvrij leef maar ik weet wel dat ik vanochtend niet meteen aan spekkies dacht. Spekkies die ik gisteren niet gegeten heb. En ik voelde me lichter. Ik kon het ook duidelijk zien. Op zo’n moment moet je jezelf altijd vermanend toespreken: “Rustig Umar, rustig. Als de weegschaal straks hetzelfde als gisteren aanwijst, is er niets aan de hand. Dat kan. Heus. Stabiliseren is ook goed.”
Dat ik niet wakker word met spekkies in mijn hoofd (of koekjes, het is echt om het even welk verslavend goedje), betekent één ding: ik ben aan het afkicken. In plaats van dat je als een bezetene denkt ‘wat zal ik vandaag eten’, merk je dat je denkt ‘oh wow, geen trek in zoet.’ Best pijnlijk.
De goednieuwsshow blijft doorgaat, zelfs na drie keer de weegschaal op en af te stappen. Een halsstarrig 61.5 blijft verschijnen in de display. NICE! 61.5 is misschien nog een kilo of zeven te veel maar óók twee ons minder dan gisteren en zeker 1.5 kilo minder dan een week geleden. En als ik elke dag een ons zou afvallen – terwijl mij drie ons wordt beloofd door de Weight Drops – dan ben ik in ieder geval vier kilo lichter aan het eind van deze marteling. Want marteling is het, wat je er ook van maakt.
Na de lunch heb ik genoeg gegeten maar nog geen uur later heb ik honger. Trek. Groenten stillen geen honger. Groenten met koolhydraten, al is het in de dressing, wél. Laat staan als je aan de frietjes, aardappeltjes of wat dan ook erbij denkt. Wie eet er nog alleen groente?! Met vis? Niet zeiken Umar. Schrijven. Werken. Afleiden.
Maar ik heb ook iets om naar uit te kijken. Op 23 maart hou ik een chocoladefestijn. Volgens de voorzichtige berekening weeg ik tegen die tijd 57.5, en volgens de optimistische schatting 54. En laten we eerlijk zijn: tegen die tijd lust ik allang geen chocola meer. Maar vooralsnog ga ik met hoofdpijn en drang naar suiker naar bed.
Ebru Umar zal de komende tijd schrijven over haar afvalperikelen.