Kunst die het comfortabele uit de weg gaat hoort natuurlijk thuis op de bodem van een badkuip. Het vernieuwde Stedelijk Museum komt met de eerste overzichtstentoonstelling over Mike Kelley, alleskunner onder de kunstenaars. De schaduwzijde van onze samenleving, persoonlijke (jeugd)herinneringen en het uiteenvallen van de American Dream: in zijn werken zit Kelley dichter op de werkelijkheid dan hij ooit had kunnen bedenken. De kunstenaar zelf maakt deze viering van nachtmerries en uitelkaar gespatte dromen niet meer mee. Tijdens de voorbereidingen van de tentoonstelling pleegde hij in januari 2012, op 57-jarige leeftijd, zelfmoord. Volgens zijn vrienden leed hij jarenlang aan depressies.
Natuurlijk ligt het voor de hand om ‘s mans depressieve geest te verbinden aan zijn werk. Onterecht. De beelden van Kelley bevatten meer zelfspot dan zelfbeklag. En zwarte humor. En complexe ideeën en vondsten met onverwachte invalshoeken. Om complete verwarring te voorkomen is enige voorkennis geen overbodige luxe; het begrip multimediakunst schiet in elk geval ernstig tekort wanneer je een beschrijving zou moeten geven van de meer dan tweehonderd werken in de benedenverdieping van het nieuwbouwgedeelte. Je tuimelt kortom van de ene verbazing in de andere.
Dit is geen kunst meer, maar een tegengif voor de buitenwereld zoals Kelley die moet hebben ervaren. De samenleving als materiaal, canvas en atelier. Alle zintuigen op volle kracht voor een kritische reflectie op de gevoelens van ongemak oproepende werkelijkheid. “In mijn werk komt het verstand altijd na de realiteit”, beweerde de schepper van zijn eigen universum. Kelley besefte natuurlijk dat zijn poging die amorfe toestand genaamd werkelijkheid buiten de deur te houden, vergeefs was.
Ergens tussen al die kunstwerken bevindt zich telkens de mens Kelley met zijn particuliere emoties en (jeugd)herinneringen. Juist die persoonlijke noot geeft de tentoonstelling iets speels. Neem de enorme paspop die astronaut John Glenn moet voorstellen. Het lichaam gedrapeerd met uit de bodem van de Detroit River opgeviste scherven keramiek. Het kunstwerk herinnert aan een gedenkteken van Glenn bij de school van Kelley in Detroit, de stad waar hij opgroeide. Op de schuifpanelen naast de met stukken servies en rivierafval bedekte ‘wandel’paden, zien we kopieën van krantenknipsels met lokale nieuwsberichten. Herinnering, archeologie en historische context lopen in deze patio-achtige installatie subtiel over- en doorelkaar.
Eveneens tot de verbeelding spreekt een rijtje vogelhuisjes. Eentje heeft niet één, maar twee gaten aan de voorzijde. De bovenste opening is een nauwe doorgang met erboven de tekst The Hard Road, het gat eronder is beduidend ruimer: The Easy Road. Simpel en doeltreffend. Even bekruipt je het gevoel dat Kelley zich hier stiekem schuilhoudt. Serieuzer is Pay For Your Pleasure, dat eerder in 2001 te zien was in het Stedelijk. In een als eregalerij verpakt gangpad hangen aan weerszijden spandoeken met beroemde schilders, denkers en dichters. Van Oscar Wilde tot Mondriaan. Boven hun hoofden citaten over het overschrijden van creatieve en morele grenzen. Aan het einde van de gang een naïef uitziend schilderij, gemaakt door iemand voor wie creativiteit en moraal een heel andere betekenis heeft: de Amsterdammer Jan Willem van E. Beroep: misdadiger. Waagt Kelley kunst en criminaliteit over een kam te scheren? Op zijn minst een vraag die niet elke dag gesteld wordt.
Kelley laat zijn werken associërend op de loop gaan binnen een en dezelfde installatie. Installaties, want dat zijn het, in iedere ruimte een, gemaakt van elk denkbaar materiaal. En ja, reken maar dat ook de zintuigen van de bezoeker worden geprikkeld en getest. Zo’n installatie blijkt een totaalervaring, bijeengehouden door een ongrijpbare lasso van tegenstellingen; een lus die net zo makkelijk weer loslaat om de getoonde contrasten om te buigen of tegenover andere onzekerheden te plaatsen. Wat je er ook van vindt, de beelden van Kelley kennen zonder meer een rijkgeschakeerde beeldesthetiek; een audiovisueel ‘pretpark’. Lekker irritant soms. De galm van een snerpend gefluit uit een van de luidsprekers blijft je door bijna de hele zaal achtervolgen.
Dat Kelley de schone schijn wilde doorprikken, was overigens niet altijd vertrekpunt van zijn werk. Zijn eerste verzameling vervormde knuffelpoppen waren oorspronkelijk bedoeld om het materialisme in de jaren tachtig aan de kaak te stellen. Tot zijn verbazing dachten media en publiek dat hij kindermisbruik en seksueel onderdrukte trauma’s becommentarieerde. Niet eens zo’n gekke gedachte vond Kelley. “Ik ben een voorstander om andermans ideeën te jatten. Mensen hebben ook uit mijn werk ideeën gehaald. Zo worden dingen gemaakt. Zo ontstaat cultuur”. Dus nam hij de theorie over om deze verder te ontwikkelen. Wat volgde waren tentoonstellingen waarin de speelgoedbeesten in hun macaberheid inderdaad seksueel misbruik reflecteerden.
De misvormde knuffeldieren keren ook terug in een boekje bij het album Dirty van gitaarband Sonic Youth. Evenals een portret van een wat schuchter ogende jongeman: Kelley als zeventienjarige scholier. Ook nu weer worden buiten- en binnenwereld in elkaar geschoven. Bij de eerste oplage zit trouwens een foto uit een performance waarop een naakte man en vrouw hun kont afvegen aan de beestjes. In een gesprek met Interviewmagazine in 2009, merkt Mike Kelley op dat jonge kunstenaars het blijkbaar vanzelfsprekend vinden dat ze van kunst kunnen leven. Gevolgd door een opmerkelijke uitspraak: “Ik koos ervoor een kunstenaar te worden, omdat ik een mislukkeling wilde zijn”. Het typeert de fuck-de-mythe houding van Kelley.
Mike Kelleys universum bestond ook uit muziek en film. En het maken van experimentele muziek. Daarin voelde hij zich volgens eigen zeggen minder geremd dan bij het creëren van kunst. Die muziek ontstond zo spontaan, omdat hij zich niet gedwongen voelde na te denken over kwaliteit. Begin jaren zeventig speelde hij in de band Destroy All Monsters en nadien, met kunstenaar Tony Oursler, in The Poetics. Muziek: collages van omgevingsgeluiden en ander tumultueuze audiovérité. Jammer genoeg wordt aan de muzikant Kelley geen aandacht besteed in het Stedelijk. Ruim een jaar voor zijn dood bezocht hij Amoeba Records in San Francisco, een van de grootste platenzaken van Amerika. In een video op Youtube zwaait hij als een kind zo blij met zijn aanwinsten. Kelley voor even terug in de werkelijkheid met muziek en films uit lang vervlogen tijden. Onder het filmpje staat een ontroerende reactie: “hope you were happy that day.”
Mike Kelley (Stedelijk Museum, Amsterdam, t/m 1 april 2013)