Hij gaat dicht, mijn voormalige lagere school. De Mr. Crone School in het Drentse Oudemolen. Nog slechts 13 leerlingen herbergt het plattelandsschooltje, terwijl dat er 23 hadden moeten zijn om te overleven.
De Mr. Crone School is een van de 1300 scholen die moeten sluiten als het aan De Onderwijsraad ligt. Gebrek aan jonge kinderen in deze vergrijsde regio betekent de onherroepelijke ondergang van de basisschool die ruim 150 jaar bestaat.
De school vormde het hart van het sociale leven in drie omringende dorpen Taarlo, Oudemolen en Zeegse. Groots en meeslepend was dat dorpse leven niet, maar het had zo z’n functie.
De dorpelingen, die elkaar ontmoetten op het schoolplein, de ijsbaan of de gymnastiekvereniging, hielden zich aan een onbeschreven sociaal contract, waarbij het zaak was om jezelf te schikken naar de burgerlijke etiquette der plattelanders.
Als puberjongen met grootsteedse ambities haatte je de gesprekken, maar nu – staand voor het schoolgebouw- herinnert die tijd je ineens als verkwikkend kneuterig. Deze plattelandsidylle zal nu snel verdwijnen als het advies van de Onderwijsraad door minister Bussemaker van Onderwijs wordt overgenomen.
De Onderwijsraad omkleedt haar besluit met twee argumenten: één is van economische aard, de ander baseren de adviseurs op een onderwijskundig inzicht. Uit onderzoek blijkt namelijk dat kleine scholen duurder zijn dan grote scholen, iets wat in crisistijd niet meer is op te brengen, vindt het adviesorgaan.
Ten tweede zou blijken dat de kleinere basisscholen vaak dommere kinderen voortbrengen dan grotere basisscholen. De Onderwijsraad baseert zich hierbij op Cito-toetsgegevens.
Wie niet verder denkt, kan niet anders dan de adviseurs gelijk geven. Wie echter de cijfers onder het betoog bestudeert stuit op een tegenovergestelde uitkomst: kleine basisscholen doen het op de lange termijn niet slechter, maar juist beter.
Uit onderzoek van onderwijseconomen Krueger en Whitmore komt naar voren dat leerlingen in kleine klassen betere resultaten behalen dan kinderen in grotere klassen. De twee Amerikanen onderzochten de schoolcarrières van 12.000 leerlingen die meededen aan een onderwijsexperiment in de staat Tennessee.
Gedurende de eerste 4 jaren van de basisschool werden de leerlingen in drie groepen ingedeeld. Ze kwamen terecht in een kleine klas van 15, in een reguliere klas van 23 kinderen, of in een reguliere klas met extra begeleiding van een klasseassistente. Na vier jaar stroomden alle kinderen de reguliere klas binnen.
Deze leerlingen werden gevolgd tot ze 18 waren en hun schoolprestaties vergeleken. And guess what? Die klasseassistentie blijkt niets bij te dragen: de leerlingen uit een reguliere klas met hulp presteerden niet beter dan klas zonder hulp. Groepsverkleining daarentegen had wèl effect.
De Tilburgse econoom Eric van Damme constateerde al eens dat ‘onderbouw leerlingen uit kleine klassen substantieel beter op CITO-toetsen scoren’. ‘Een kind dat tot zijn achtste in een kleine klas gezeten heeft scoort op zijn twaalfde hoger op de CITO-eindtoets dan een kind dat eerder in een gewone klas zat’, schreef de onderzoeker in een paper.
Dat basisschoolleerlingen uit kleine scholen landelijk gemiddeld minder scoren op de Cito toets (het verschil is klein trouwens) lijkt dus weinig te maken met klasse-omvang, maar wordt vooral veroorzaakt door de slechte arbeidsvoorwaarden voor docenten.
‘Een deel van de besturen van scholen in krimpregio’s lukt het niet om de kwaliteit van het onderwijs op peil te houden, mede omdat ze geconfronteerd worden met teruglopende financiën en minder personeel’, constateerde de onderwijsinspectie een jaar geleden al.
Wat leidt tot de vraag: als de kleine scholen niet slechter, maar beter zijn, waarom belonen we dat niet? Zouden we niet juist moeten investeren in kleinschaligheid om leraren aan te trekken die nu in de stad willen werken?
Krueger en Whitmore berekenen het netto rendement van groepsverkleining op minstens 5,5%. ‘ Dit rendement is hoger dan de reële rente we op de staatsschuld moet betalen. Het kabinet kan daarom beter in de toekomst van onze kinderen investeren dan onze schuld uit het verleden af te lossen’, constateert Eric van Damme droogjes.
Wie redt deze dorpsschool met zijn uitstekende CITO-resultaten? En wie koopt weer eens een koordje voor de deurbel?