Minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) gaat door met het registeren van de afkomst van allochtonen en hun ouders. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) adviseerde het vorige kabinet te stoppen met de ‘etnische catagorisering’. Asscher ziet dat niet zitten. Hij zegt ‘betrouwbare en consistente informatie’ nodig te hebben over ‘de positie die migranten en hun kinderen innemen in de Nederlandse samenleving’.
De RMO adviseerde in mei 2012 het vorige kabinet te stoppen met de registratie in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) van de afkomst van allochtonen. De overheid moest volgens de raad de begrippen ‘autochtoon’, ‘westerse allochtoon’ en ‘niet-westerse allochtoon’ schrappen. In het advies stond dat de GBA bij migranten alleen het geboorteland van inwoners moet registreren en niet langer dat van de ouders. Volgens de RMO telt niet de afkomst, maar de toekomst van de burgers, dus is etnische catagorisering overbodig.
Asscher schreef donderdagavond aan de Tweede Kamer dat die registratie echter noodzakelijk is voor zijn ‘Agenda Integratie’ die hij afgelopen week presenteerde. De sociaal-democraat wil integratievraagstukken ‘probleemgericht’ aanpakken. “Het doel van het integratiebeleid – volwaardige deelname aan de samenleving – is niet veranderd en onverminderd van belang. Om een dergelijke aanpak adequaat te kunnen uitvoeren is betrouwbare en consistente informatie nodig over de positie die migranten en hun kinderen innemen in de Nederlandse samenleving.”
Ook wijst Asscher op het belang van ‘de analyse van lange termijn ontwikkelingen en trends in de integratie om herhalingsonderzoek op basis van dezelfde categorieën, zodat informatie vergelijkbaar is’.
Partijgenoten van Asscher in Amsterdam besloten vorige week dat de term ‘allochtoon’ niet meer gebruikt mag worden in de hoofdstad. Voor de GBA maakt dat lokale beleid dus niet uit.
