Van de meest conservatieve componist uit de negentiende eeuw verwacht je niet dat die op zijn dertiende naar de hoeren gaat. Johannes Brahms bezocht de dames van lichte zeden echter niet om te copuleren, maar om hun schimmige hoerenkotten met zijn aimabele pianospel op te leuken.
Nadat de gevierde Duitse landgenoot en componist Robert Schumann zich in 1853 lovend over het muzikale talent van Brahms uitliet, tijdens een tournee die de toen twintigjarige klavierleeuw maakte met de Hongaarse violist Eduard Reményi, kon de privéhuispianist zijn bordeelsluipers aan de wilgen hangen: de gratis reclame van Schumann legde hem geen windeieren en muziekliefhebbers waren er als de kippen bij om Brahms voor een optreden te boeken.
De populariteit van Brahms steeg tot ongekende hoogte, maar de aversie tegen hem groeide ook als kool. Als dirigent zwoer Brahms namelijk bij vroegere meesters als Bach en Beethoven en in de tweede helft van de negentiende eeuw, waarin de vernieuwingsdrang van Wagner en Wolf hoogtij vierde, zette dat veel kwaad bloed. De componist Brahms voorzag zijn eigen muziek weliswaar van een romantisch sausje, maar bleef toch sterk geënt op de ‘Weense Klassieken’ – Haydn, Mozart, Beethoven. Hij stond daarmee diametraal tegenover zijn Oostenrijkse progressieve tijdgenoot Anton Bruckner.
Het voornaamste verwijt dat Brahms ten deel viel, was dat hij in muzikaal opzicht was blijven hangen in een tijd die allang voorbij was. De muziek van Brahms zou niks toevoegen, omdat zijn inspiratoren hun vak beter verstonden dan hijzelf.
Van die kritiek trok Brahms, die als botterik te boek stond, zich vrij weinig aan. Hij deed zijn muzikale ding en had voldoende fans om voor te componeren.
Behalve uit het verleden, putte Brahms rijkelijk uit Hongaarse volksmuziek. Het leidt geen twijfel dat hij door violist Reményi, tijdens hun gezamenlijke concertreeksen, op dat muzikale spoor is gezet.
Meest bekend in dat genre zijn ongetwijfeld de Hongaarse Dansen van Brahms. Dat is een verzameling van 21 dansen voor piano vierhandig en op de nummers 11, 14 en 16 na, die zijn uit het brein van Brahms zelf ontsproten, zijn het bewerkingen van bestaande melodieën. Dit arsenaal ontstond tussen 1858 en 1869 en raakte na publicatie enorm in zwang. Bekend is in elk geval dat Brahms er een aardige duit aan verdiend heeft. Van de dansen 1, 3 en 10 maakte Brahms een paar jaar later transcripties voor symfonieorkest.
Hoewel het gros van de Hongaarse Dansen gebaseerd is op bestaande deuntjes, zijn het geen van allen Hongaarse volkswijsjes. De originelen zijn, hoe kan het ook anders, van Eduard Reményi. Selectief winkelen en over de rug van anderen geld verdienen: dat ging Brahms niet slecht af.
In Ken je klassiekers bespreekt Jochem Rietjens, muziekadept, wekelijks een markant werk uit de klassieke muziekgeschiedenis, waarbij hij probeert dit genre uit het elitaire slob te trekken.