Facebook en Twitter stonden er enkele weken geleden vol mee. Het filmpje van ‘De kopschoppers van Turnhout’ werd geshared en geretweet, de verdachten meteen veroordeeld. De media fungeren inmiddels als belangrijk hulpmiddel voor politie en justitie om daders op te sporen. Maar over de nadelige gevolgen denkt bijna niemand na. Inmiddels lijkt de schandpaalcultuur een publiekelijk geaccepteerd fenomeen.
Zo ook het filmpje van vier rennende jongens in het uitgaanscentrum van Groningen. Omdat in een aangelegen straat rondom dat tijdstip twee tieners in in elkaar waren geslagen, werd het groepje door de politie Groningen als verdachte online gegooid. Alleen hadden zij niets met de zaak te maken. Ondertussen was ook dit filmpje opgepikt op de social media en kon het aan de schandpaal nagelen beginnen.
Uiteindelijk herkende één van de jongens zich en samen met de rest van de groep stapte hij naar de politie. Deze verwijderde het filmpje van de eigen site, maar natuurlijk zwerven de beelden sinds het plaatsen nog steeds rond op het internet.
Met het plaatsen van beelden kan men niet voorzichtig genoeg zijn. Niet voor niets duurt het vaak lange tijd voordat programma’s als Opsporing Verzocht de verdachten op beeld laten zien. Vaak is het een uiterste noodgreep, omdat ander manieren van onderzoek niets opleverden. Toch maken de opsporingsambtenaren er tegenwoordig een gewoonte van beelden sneller online te zetten. Met fouten als in Groningen tot gevolg.
Maar zelfs als het inderdaad de daders zijn, is het moreel verwerpelijk. Niet alleen omdat veel kijkers de daad, zonder de feiten te kennen, veroordelen. Ook de privacy van de verdachten komt in het geding. In de moderne tijd van Facebookprofielen en een oneindig ver zoekgeheugen op internet zullen de jongens voor de rest van hun leven achtervolgd worden door de beelden.
“Maar dat is hun eigen schuld, bij zo’n verschrikkelijke daad verdien je geen privacy,” is een veel gehoord argument. Toch steekt hier iets. We kennen in Nederland een daderstrafrecht. Dat betekent dat niet alleen de daad wordt bekeken, maar ook de psychologische achtergrond van de daders. En dat brengt vaak een onderliggend verhaal aan het licht. Overigens mag dat niet aangevoerd worden als excuus, zeker niet. Door die feitenkennis, die niet op beeld is vastgelegd, bepaalt de rechter vervolgens een passende straf.
En na het uitvoeren of -zitten van die straf, moet de dader weer de maatschappij in. Een nieuwe start maken. Door die filmpjes op internet wordt dat echter nog lastiger gemaakt dan het al is. Altijd kan de dader in kwestie, inmiddels gewoon weer een normale burger, geconfronteerd worden met zijn verleden. Iets waar hij of zij juist graag vanaf wil stappen.
Voor velen zal het lastig zijn om in te denken hoe het is om als verdachte met beeldmateriaal op het internet te verschijnen. Het is een ver-van-mijn-bed-show, waardoor het inlevingsvermogen vrij beperkt is. Maar mocht u binnenkort weer op Facebook of Twitter zo’n filmpje tegenkomen, denk dan nog eens na. Zijn het de daders? Misschien. Moeten zij teveel in een slachtofferrol geschoven worden? Nee. Maar geeft dat u het recht om voor eigen rechter te spelen? Met de share- of retweetknop bezegelt u eigenlijk het lot van de verdachte. Ook na het volbrengen van een eventuele straf zijn zij nog niet klaar. Op internet hebben zij levenslang.