Stel: je bent politicus. Waarschijnlijk heb je dan grote problemen om je achterban tevreden te stellen en te behouden. Je partij heeft geen vaste achterban meer, kan bij verkiezingen zomaar de helft van de zetels kwijt raken en moet dus proberen zwevende kiezers aan te spreken. Dat valt niet mee, want journalisten hebben een eigen agenda en je moet onderhandelen om in goed bekeken programma’s te mogen komen. Wat doe je dan?
Al vijf jaar is het antwoord: je wordt actief op sociale media. Aanvankelijk werden ongeveer alle Tweede Kamerleden lid van Hyves, daarna gingen partijen massaal op YouTube, en tegenwoordig zitten politici op Facebook. Twitter werd het populairst: er zijn nog maar tien Kamerleden die niet twitteren.
Kamerleden gingen online vertellen over hun werk in de hoop de kiezer te bereiken. Bovendien gingen Kamerleden soms het contact aan met de burger, want die zou behoefte hebben aan dialoog en interactie. Allemaal winst voor de democratie en voor politici zelf. Toch?
De afgelopen jaren werden we doodgegooid met boeken en rapporten van adviseurs en goeroe’s die volmondig ‘ja’ antwoorden. Davied van Berlo schreeuwt op overheidskosten van de daken dat sociale media allerlei oplossingen bieden. David Kok doet in zijn vrije tijd hetzelfde. En adviesraden lopen achter dit verhaal aan en geven zo iedereen de indruk dat sociale media inderdaad veel meerwaarde hebben en dat de voordelen ervan zijn bewezen. Is dat zo?
Onlangs promoveerde Tom Bakker op zijn proefschrift: The myth of the active online audience? Bakker deed representatief enquête-onderzoek naar de vraag of burgers online politieke content consumeren op ‘participatieve media’ zoals blogs en online sociale netwerken.
Daarnaast keek hij hoeveel burgers zelf een bijdrage leveren door content aan te bieden door bijvoorbeeld een blog te schrijven of deel te nemen aan een discussieforum. Dit proefschrift is verplicht leesvoer voor alle luie zielen die sociale media bewieroken, inclusief de 140 Tweede Kamerleden op Twitter.
Bakker constateert dat veel burgers weliswaar content consumeren op participatieve media, maar dat die content relatief weinig over politiek gaat. Waar 21% van de bevolking wekelijks content consumeert op sociale netwerken, doet slechts 2,3% van de bevolking datzelfde over politiek. 10% van de burgers leest wekelijks blogs, maar het is 1,3% van de bevolking die wekelijks politieke blogs leest.
Als we kijken naar participatie wordt het beeld nog schever: 20% van de bevolking voegt wekelijks content toe op sociale netwerken. 1,1% van de bevolking voegt daar wekelijks politieke content toe. Op fora is 5% van de bevolking wekelijks actief, maar op politieke fora is dan 0,7%. Al met al voegt 6% van de bevolking maandelijks politieke content toe op participatieve media. Hoger opgeleiden en politiek geïnteresseerden zijn daarbij oververtegenwoordigd.
We horen de goeroe’s al roepen dat de cijfers van Bakker te oud zijn: de enquête komt uit december 2009. Misschien is Twitter nu groter dan tijdens de enquête van Bakker. Maar dat maakt eigenlijk niet uit: goeroe’s vergeten dat deze resultaten in een lange traditie vallen. Politiek geïnteresseerden en hoger opgeleiden maakten altijd al veel gebruik van mogelijkheden om hun stem te laten horen.
Ook weten we dat politiek voor de meerderheid van de bevolking geen dagelijkse bezigheid is. Als meer mensen op Twitter of Facebook gaan, zal het politieke gebruik weliswaar toenemen, maar ook dan zal de meerderheid van de bevolking deze media voor andere doelen gebruiken.
Wat bepleiten adviseurs, goeroe’s en adviesraden eigenlijk als ze zeggen dat er meer online naar de burger geluisterd moet worden? Dat is niet duidelijk, want al deze pleitbezorgers claimen met hun pleidooi de democratie te dienen.
Bakker laat zien dat meer luisteren naar burgers op sociale media vooral minder democratie betekent: luisteren naar de burgers die al actief en geïnformeerd waren en al via allerlei andere wegen hun stem lieten horen. Naar de andere 94% van de bevolking wordt niet geluisterd. Dat is een les die ook de 140 twitterende Kamerleden snel in hun oren moeten knopen.
Chris Aalberts schreef met Maurits Kreijveld ‘Veel gekwetter, weinig wol’ over de inzet van sociale media door overheid, politiek en burgers.