De gedachte dat de bankierseed enige positieve invloed zal hebben op het feitelijk gedrag van bankiers getuigt niet van veel realiteitszin bij de Tweede en Eerste Kamer. Wat zullen de bankiers binnenskamers hebben gelachen toen besloten werd deze in te voeren. Tweede en Eerste Kamerleden nemen de door henzelf afgelegde eed al niet serieus, waarom zou een bankier dat dan wel doen?
Wie ook maar enige illusie koestert dat het afleggen van een eed werkelijk gevolgen heeft voor het feitelijke gedrag van bankiers hoeft niet verder te kijken dan onze Tweede en Eerste Kamer. Tweede en Eerste Kamerleden leggen bij hun installatie een eed of belofte af dat zij zonder last of ruggespraak zullen besluiten en stemmen. Een eed of belofte van nul en generlei waarde, want wie niet meestemt met het regeerakkoord of de fractiediscipline is een kort parlementair leven beschoren. Als men al niet meteen uit de fractie wordt gezet, wordt men wel bij de eerstvolgende verkiezingen op een onverkiesbare plaats gezet. Politici die hechten aan hun carrière en broodwinning vergeten dus zo snel mogelijk weer dat zij voornoemde eed of belofte hebben afgelegd.
De Eerste Kamer is nota bene het speelterrein voor professionele lobbyisten met een CDA-fractie die in de persoon van Eelco Brinkman wordt geleid door Bouwend Nederland, een PvdA-fractie die in de persoon van Marleen Barth wordt geleid door GGZ Nederland en een VVD-fractie in de persoon van Loek Hermans wordt geleid door de club van financiële tussenpersonen Adfiz. De bouw, de gezondheidszorg en de financiële sector zijn nou toevallig net de beleidsterreinen waarop de komende jaren belangrijke hervormingen moeten plaatsvinden. Hoezo geen last en ruggespraak Eelco Brinkman?
Zelfs in de fractie van GroenLinks – toch bij uitstek de partij voor mensen die zichzelf op een moreel voetstuk plaatsen en anderen graag de maat nemen – gaat het niet anders. Daar stemde men in 2011 dankzij de fractiediscipline vóór de Kunduzmissie, terwijl meerdere parlementariërs van die partij er eigenlijk tegen waren. Tot zover dus de praktische betekenis van de eed of belofte in de Nederlandse politiek.
Banken en andere financiële instellingen zijn grote, complexe organisaties met diverse stakeholders als werknemers, directie, aandeelhouders en klanten. Het zijn grote bureaucratieën waarin het individu – of het nu een gewone werknemer betreft of één van de vele directieleden of commissarissen – slechts marginale invloed uitoefent op de gang van zaken.
Cover your ass is the name of the game in zulke organisaties, oftewel: niemand die zijn carrière lief is neemt besluiten als die niet door het collectief en door tenminste een paar ‘objectieve’ rapporten en adviezen zijn gedekt. Bij het ontwikkelen van bancaire producten en dienstverlening zijn heel veel interne en externe deskundigen betrokken met niet zelden tegenstrijdige adviezen, visies, meningen en deskundige rapporten. Er is altijd wel iets van iemands gading tussen te vinden. Uiteindelijk wordt in verschillende comités binnen een de bank een afweging gemaakt of een bepaald product gaat worden verkocht. En zolang er maar genoeg mensen betrokken en medeverantwoordelijk zijn gemaakt voor het besluit is geen enkel individu er rechtstreeks op aan te spreken, zelfs niet de topmannen.
In de politiek gaat het trouwens niet anders: Nog nooit zijn parlementariërs of ministers individueel verantwoordelijk geacht voor debacles die ontstonden na met brede politieke steun genomen besluiten: zie bijvoorbeeld Srebrenica, de schaalvergroting in het onderwijs en de privatisering van de NS. De eed of belofte speelt in de Tweede of Eerste Kamer nimmer een rol bij het beoordelen van individuele verantwoordelijkheid.
Hoe naïef kunnen politici zijn om zich in te beelden dat een individuele bankmedewerker, bestuurslid of commissaris, die ieder voor zich niet meer dan een klein radertje in dit grotere geheel uitmaakt, na het afleggen van de eed of belofte zal opstaan en zijn medewerking zal weigeren te verlenen aan de ontwikkeling van een bepaald product of dienst? Laat staan dat daardoor slechte financiële producten niet meer worden aangeboden door financiële instellingen? Zo iemand zou in de praktijk meteen zijn baan, carrière en financiële toekomst in de waagschaal stellen voor iets waarvan nog maar moet blijken of zijn zorgen terecht zijn. Hij of zij blijkt geen teamspeler te zijn, maar iemand die zijn eigen mening belangrijker vindt dan die van de rest van de groep waar hij deel van uit maakt, een doodzonde in het op consensus gerichte Nederland.
Als verreweg de meeste politici zelf al niet bereid zijn hun baantje te riskeren voor zoiets nobels als een eed of belofte, waarom dan wel zulke hooggespannen verwachtingen koesteren van bankiers? De financiële crisis is de politiek boven het hoofd gegroeid, anders zou men zijn tijd niet verspillen aan zulke onzinnige maatregelen.