Ze duwde met haar handen haar haren terug en daarmee ook de huid van haar gezicht. Een clownesk uiteengetrokken tronie staarde haar via de spiegel aan. Maar zodra ze haar handen liet zakken, zakten ook de wangen en de wallen en de plooien rondom haar mond. Dit was wat de tijd met je deed. En het verdriet. Alleen haar tanden waren het aanzien nog waard. Die waren onverslagen. De rest allang verloren.
Ze was een vage herinnering van wie zij ooit was. Jong en mooi. Perzikglad en stralend. Onbekommerd gelukkig. Onwetend dat de jaren op Drakensteyn – met Claus en de jongens – achteraf de mooiste van haar leven waren.
Ze sloot haar ogen.
Drakensteyn. De vroege ochtend. Het bleke zonlicht over de glinsterende dauw. Hoe ze rende. In haar nachthemd nog, op blote voeten – vliegend over de smalle loopbrug en het natte gras – tot daar waar zijn auto stond. Opgewonden. Verrast dat hij er was. Hoe hij het portier openzwaaide en haar in zijn auto trok, bij zich op schoot nam. Zijn armen zo strak om haar heen. Haar handen in zijn haren. Het gefluister in haar oor. Wie ben jij? Welk recht heb jij mijn slaap te verstoren? Mijn gedachten te beheersen? Mij de adem te benemen? Mij midden in de nacht over de snelweg te laten razen? Ze lachten. Kusten. Huilden ook. Omdat alles zo wonderlijk mooi en duidelijk was.
In 50 Shades of Orange publiceert schrijver Mariëtta Nollen tot aan de kroning iedere dag een fragment uit haar roman Ik, Beatrix. Zo maar wat scènes uit het leven van onze koningin, die zo maar echt gebeurd kunnen zijn. Het ebook is hier te bestellen. Mariëtta publiceert ook op De Nieuwe Pers en twittert.