Beatrix haatte defilés. Als kind al. Ze wist nog hoe zwaar haar bontjas voelde door het voortdurend omhoog houden van haar hand. Met haar vader die de ene sigaret na de andere stond te roken en grapjes maakte over de passerende mensen. En daar mochten zij en haar zusters dan niet om lachen. Zij moesten zwaaien. En telkens als ze dacht, nu is het wel genoeg, en ze haar arm liet zakken, gaf haar moeder haar een duw in de rug.
‘Een koning moet zich nu eenmaal tonen aan het volk,’ zei haar vader altijd. Maar hij ondernam nooit iets als zij en haar zusters het defilé saboteerden. Flauwe dingen als in elkaars billen knijpen of twee vingers achter het hoofd houden van degene waarvan een foto werd genomen. Haar moeder schaamde zich, maar haar vader lachte mee. Pappie was altijd een van hen. Pas toen ze ouder was, begreep ze dat hij dat vooral deed om haar moeder dwars te zitten.
Zo was het vroeger. Haar vader. Haar moeder. Ieder aan een kant van het bordes. En hoe onmogelijk het was om als hun kind precies daar te gaan staan waar het goed was. Om de een tegemoet te komen zonder de ander te kort te doen. Díe sfeer – niet de saaiheid ervan – had haar haat voor defilés gevoed. Haar tot het besluit gebracht er, na haar kroning in 1980, mee te stoppen.
In 50 Shades of Orange publiceert schrijver Mariëtta Nollen tot aan de kroning iedere dag een fragment uit haar roman Ik, Beatrix. Zo maar wat scènes uit het leven van onze koningin, die zo maar echt gebeurd kunnen zijn. Het ebook is binnenkort hier te bestellen. Mariëtta publiceert ook op De Nieuwe Pers en twittert.