Ik word wakker van een paar enorm harde klappen aan de andere kant van het huis. Het zijn geen geweerschoten, of de knallen die uit een traangaskanon komen, want die zijn doffer. Dit klinkt alsof iemand iets aan het slopen is.
Ik hijs mijn slaperige hoofd uit bed en stommel naar het balkon. Op het dak van het gebouw tegenover ons zie ik vier jongemannen druk in de weer met hamers en koevoeten. Ik open de balkondeuren en vraag wat ze aan het doen zijn. Mijn bouwvakkersvocabulaire is wat onderontwikkeld, maar ik begrijp dat ze het dak aan het ‘repareren’ zijn en daarna een extra huis op het dak gaan bouwen.
Het was me al opgevallen dat er de afgelopen dagen een complete huisraad op het dak was verschenen, die is dus blijkbaar voor in het nieuw te bouwen huis. Er stond altijd al een soort schuur op het dak: een krot gemaakt van planken en een paar slordig gemetselde bakstenen. Het nieuwe huis is, net zoals het eerdere krot, voor de bawab, de beveiliger/het manusje van alles van het complex.
Het puin vliegt overal, ook zes verdiepingen naar beneden in de brandgang die naast het appartementencomplex loopt. Naast het gebouw staat een moskee. Een van de jongens staat zo enthousiast te hakken en te slopen dat er een flink brokstuk bovenop de minaret van de moskee dondert. Wonder boven wonder blijft het krakkemikkige bouwwerk staan, maar er komt wel een woedende imam naar buiten gehold. Mijn immer uitdijende arsenaal scheldwoorden heeft er weer een paar mooie toevoegingen bij.
Ik vraag aan een van de jongens of het niet verboden is wat ze aan het doen zijn. Je kunt toch immers niet zomaar een extra huis boven op het dak van een gebouw zetten? “De eigenaar vind het prima”, weet een van de jongens. Bouwvoorschriften? Het viertal lacht er hartelijk om. “Dit is Egypte”, zegt er eentje hoofdschuddend. “Dankzij de revolutie kan dit allemaal”, zegt de ander. “Nu hoeven we ons helemaal niet meer aan regels te houden.”
Egypte heeft de laatste tijd steeds meer te maken met instortende gebouwen, vaak met hoge dodentallen tot gevolg. Zeker na het begin van de revolutie is er een wildgroei van illegale appartementencomplexen, en die worden niet allemaal even best in elkaar gezet.
In Alexandrië zijn tot nu de meeste doden gevallen, maar ook in armere wijken in Caïro valt regelmatig een heel gebouw om. Dat wordt nog wat als Caïro wellicht binnenkort weer door een aardbeving getroffen wordt, zoals in 1992. Destijds waren er 545 dodelijke slachtoffers, maar dat getal zal met de huidige staat van gebouwen bij een nieuwe aardbeving ongetwijfeld stukken hoger liggen.
Ik woon zelf op wat officieel de bovenste verdieping van mijn gebouw is, maar ook op mijn dak staat nog een extra set huizen, aanzienlijk minder degelijk gebouwd dan mijn eigen appartement. De gemiddelde bouwvakker zou spontaan in tranen uitbarsten van het metselwerk en degelijk getrainde loodgieters en elektriciens zouden een rolberoerte krijgen van het afvoersysteem en de bedrading. (Ik schreef al eerder hoe mijn appartement nog niet zo lang geleden bijna afbrandde dankzij mijn bovenburen).
Vrijwel ieder gebouw in mijn buurt heeft soortgelijke illegale bewoners op het dak. Ze trekken een bepaald soort mensen, om het maar even eufemistisch te omschrijven. De bawabs wonen er soms, en vaak mensen die het niet kunnen betalen om in een ‘echt’ appartement te wonen. De huur van deze bouwsels ligt uiteraard vele malen lager dan die in de rest van het gebouw.
Recht boven mij woont een oudere man, die ik helaas alleen kan omschrijven als geestelijk gestoord. Iedere dag, rond een uur of twee, staat hij een uur lang voor het raam luidkeels voor zich uit te schelden en te tieren. Wederom zeer bevorderlijk voor mijn scheldwoordenboek, maar daarnaast natuurlijk vooral dieptreurig dat er voor deze man blijkbaar geen betere oplossing is dan hem aan zijn lot over te laten.
Hij woont samen met zijn dochter en haar man, die het meestal na een uur wel weer mooi geweest vinden, en hem proberen te kalmeren door hem binnen op de bank te zetten met een kopje thee. De volgende dag herhaalt het ritueel zich weer. Ik doe meestal mijn ramen maar dicht, want hij spuugt ook wel eens uit het raam, en vorige probeerde hij nog stenen bij me naar binnen te gooien.
Zijn dochter, die ik de volgende avond in de lift tegenkwam, bood beschaamd haar excuses aan. Ik had geen beter antwoord voor haar dan “geeft niet, jij kunt er immers ook niks aan doen dat dit de beschamende staat van de Egyptische gezondheidszorg is”. Zij had daarop weer geen beter antwoord dan het vrij dramatische “Egypte, Egypte, waar gaat het met je heen?”
De komende tijd schrijft journalist en fotografe Ester Meerman vanuit Egypte voor De Buitenlandredactie en ThePostOnline. Over het laatste nieuws en haar belevenissen en werk in Caïro. Zij blogt al in het Engels op Stories from Cairo. Volg haar op Twitter:@estermeerman.
Foto: Ester Meerman