Hij stond voor de spiegel en bekeek zijn gezicht. Hij voelde zich een oude man. De druk van de menigte die buiten stond had hij nooit als een last ervaren. De laatste tijd voelde hij echter weerzin bij de gedachte naar hen toe te moeten gaan. Hij was moe en wilde slapen. Zijn botten voelden zwaar en hij had geen zin meer de zonden van de wereld met zich mee te dragen.
Het was zijn hele leven zijn passie geweest om mensen te behoeden voor de wereldlijke fouten waarvan men ooit wist dat ze niet zonder gevolgen konden worden gemaakt. Zijn pogingen om zielen te redden werden hem echter niet in dank afgenomen. De inquisitie had zich tegen hem en zijn organisatie gekeerd. Hij wist dat de bewering dat hij niet wilde meegaan met zijn tijd niet klopte, maar het was simpelweg te laat om nog te ontdekken in welke tijd hij leefde. Op Twitter viel hem niet alleen hoon ten deel, maar ook bedreigingen en verwensingen met ziektes en tegenslagen die zelfs in de Bijbel niet voorkwamen.
Het was nooit genoeg geweest. Hij had niet de juiste kleur. Hij was niet jong. Ze noemden hem ouderwets. Een anachronisme. Pogingen die hij ondernam om dichter bij mensen te komen mislukten. Niemand in de kring van jaknikkers om hem heen kon hem behoeden voor een volgende fout. Aan hen had hij niets. Hij stond alleen. ’s Avonds kwam het besef dat degenen die hem blind volgden alles dat hij hen wilde leren zonder na te denken als zoete koek slikten. Terwijl degenen die hij juist wilde bereiken niets wat hij zei serieus namen.
Het was niet altijd zo geweest. De woorden van zijn voorgangers hadden waarde gehad. Hij dacht vaak terug aan zijn jeugd in een klein Duits dorp, waar hij al vroeg leerde welke invloed het geloof op een gemeenschap kon hebben. Welke troost de Heer kon bieden wanneer de wereld in brand stond. De tijd waarin men wist dat er geen heiliger verbond was dan het bij een altaar bevestigen van de liefde tussen een man en vrouw, voor het hier en hiernamaals. Die tijd wilde hij terugbrengen. Hij wilde de mensen vertellen wat hij voelde toen hij tijdens zijn studie in het seminarie steeds dichter de waarheid naderde. Hij wilde het uitleggen en aan ze laten zien wat het voor hem had betekend. Wat het voor hen zou kunnen betekenen.
Het was moeilijk om het onbegrip dat hij oogstte te bevatten. Hij deed niets anders dan het volgen van zijn hart. Begreep dan niemand hoe het voor hem moest zijn om iedere dag wakker te worden in een goddeloze wereld? Soms vroeg hij zich af wat er zou gebeuren als de Heer weer op aarde zou verschijnen. Zouden de mensen, of zelfs zijn eigen volgelingen, hem wel herkennen?
Hij was moe en wilde slapen. Eeuwen slapen. Wachten op de verlossing. Een zalige slaap zonder dromen en zonder mensen. Het zou niet lang meer duren. Hij hield er snel mee op. Het was goed geweest. Binnenkort kon hij weer in slechts de beslotenheid van een klein gezelschap zijn overpeinzingen delen. Zijn opvolger op aarde zou hem de rust brengen die hij net voor het einde zo hard nodig had. Hij keek nog eenmaal in de spiegel, zette zijn mijter op en knikte naar zichzelf. Met een zucht liep hij naar de glazen deuren van het balkon en deed ze langzaam open. Hij stak zijn armen in de lucht en liep voor de laatste keer naar buiten.
Mark Thiessen ziet soms dingen en probeert daarover te schrijven.