Technofeesten zijn normaal aan het worden. Het is niet langer een klein groepje liefhebbers dat animo heeft voor de feesten met aanstekelijke dansmuziek op boten of in vervallen loodsen in Oost. De locaties zijn kleurloos en het publiek is er omdat iedereen het nou eenmaal doet, niet vanwege groot enthousiasme om het hele verschijnsel. Een ander deel van het publiek hoort daarnaast om tien uur in bed te liggen voor de schriftelijke overhoring Franse woordjes op maandag.
Een kinderachtige aanklacht tegen het gewoon worden van techno en zijn feesten, eentje die al zo vaak om dezelfde reden is geuit. Over mijn muziek, over mijn feesten en over dat iedereen het ook wil kennen en kunnen, over waarom dat stom is en waarom dat ook wel leuk is.
De combinatie van zon, muziek en publiek maken zomerfestivals voor velen een bron van plezier en geluk. Toen Utrecht aan het eind van de zomer van 2012 een dergelijk festival meemaakte, leek daar niet heen gaan net zo onacceptabel als samenwonen op je achttiende (want wie doet dat?). Het publiek bestond hierdoor uit leken en mensen die in potentie helemaal geen liefhebbers waren. Zonder het euforiescheppende publiek nam ook de charme van het toch leuke festival af.
Internationaal EDM (Electronic Dance Music) en feesttijdschrift Mixmag publiceerden onlangs een artikel over soortgelijke problemen in de Londense clubscene, hoewel daar veelal wordt gejammerd over slechte beveiliging, agressief publiek en diefstal.
De feestvreugde zette zich bij mij om in totaal ontnuchterende verbazing toen ergens in januari in het Amsterdamse Barkode drie kinders naast mij zonder schaamte keiharde drugs namen. Allerlei broederlijke instincten in mij begonnen aan elkaar verscheidene verantwoordelijke vragen stellen, dat was nogal storend. Mijn partyhigh? Heel erg gevlogen.
Eenzelfde gevoel overviel mij bij STRAF_WERK in de Melkweg in december. Wederom een vijfdeklasser van het plaatselijke gymnasium die zijn kaken erg graag op elkaar wilde houden. En ach, de Melkweg. De garderobe is echt super geregeld.
Hier begint mijn ambivalente houding over de commercialisering van de Nederlandse technoscene. Met behoorlijke voorkeur verkies ik obscure locaties zonder lichtshow en met derderangs dixi’s en boven plekken die mijn ouders ook kennen. De kans dat Maya Jane Coles of Extrawelt op een bootfeest in de buurt van Pampus gaan spelen is echter nogal klein.
De vermainstreaming van de technowereld maakt ondanks een vermindering van de algehele feestvreugde wel dat er meer, en grotere feesten zijn waardoor feestorganisaties een enorme rits aan fantastische namen bij elkaar kunnen zetten, zoals Next Monday’s Hangover deed met Nieuwjaar (KiNK, Robert Babicz, Monkey Safari) en zoals de samenwerking tussen Pleinvrees en STRAF_WERK doet met DGTL op 30 maart (Âme, Huxley, John Talabot).
Een groeiend publiek zal voor platenmaatschappijen hopelijk reden zijn om meer tijd en geld te spenderen aan talent en de meer gevestigde producers. Dit zal de kunstenaars en ware talenten de ruimte geven om goede producties om te toveren in ware kwaliteitsmuziek. De hipster zal dan klagen dat het te populair wordt en populair is niet hip, maar het zal de feestvreugde voornamelijk ten goede komen. Dat Disclosure’s White Noise op plaats 2 stond in de Britse hitlijsten betekent niet echt dat het een saai nummer is.
Over het voortbestaan van technofeesten hoef ik mij uiteindelijk ook geen zorgen te maken. Net zoals het hitjesaanbod, heeft het feestaanbod zich al enorm verbreedt. Het enige wat je als bezoeker hoeft te doen is uitvinden waar ‘jouw’ mensen komen zodat jij naar believen de zomer tegemoet kan dansen.