Hoe kun je Europese politiek in een kwaad daglicht stellen? Een prominent bezwaar tegen Europese politiek is de grote invloed van lobbyisten in Brussel en Straatsburg. Ieder groot bedrijf, bestuurslaag of maatschappelijke organisatie heeft medewerkers in Brussel of stuurt lobbyisten naar Europese politici en ambtenaren in de hoop zo de eigen belangen te behartigen. Europese regels gelden immers voor de hele Unie, en dus kan een kleine wijziging van Europese regels grote positieve of negatieve gevolgen hebben.
Lobbyisten zijn omgeven door een zweem van geheimzinnigheid, corruptie en belangenverstrengeling. Lobbywerk vindt immers meestal achter de schermen plaats en dus weten we niet precies wat lobbyisten bepleiten, welke argumenten ze daarbij gebruiken, wat hun tactieken zijn en hoe ze politici en ambtenaren proberen te overtuigen. Wie zal zeggen dat lobbyisten in achterkamertjes politici omkopen, ambtenaren met cadeaus en snoepreisjes overladen en bestuurders zoveel mogelijk onder druk zetten bepaalde maatregelen door te voeren?
Deze schimmigheid heeft ertoe geleid dat lobbyisten zich in Brussel moeten laten registreren en dat er campagnegroepen bestaan die proberen de invloed van lobbyisten aan de kaak te stellen en hen transparanter te laten werken. Transparantie is het woord wat steeds weer als oplossing wordt genoemd voor mogelijke problemen rond lobbyisten in Brussel. Als lobbyisten transparant werken of als hun werk verplicht transparant wordt gemaakt, gaat zij zich ethischer opstellen dan als er geen transparantie is, zo luidt de redenering.
Een groot probleem met dit soort redeneringen is dat ze nauwelijks te toetsen zijn. Velen gaan ervan uit dat transparantie belangrijk is, maar is dat wel echt zo? Werkt transparantie? Leidt dit tot ander gedrag van lobbyisten? Moeten we niet meer twijfelen aan transparantie als oplossing voor democratische problemen in de EU? Volgens Daniel Naurin’s boek Deliberation behind closed doors is het antwoord: ja.
Naurin deed onderzoek naar lobbyisten in twee politieke systemen: in Stockholm en Brussel. In Zweden is alle overheidsinformatie openbaar, inclusief alle brieven die door lobbyisten aan ambtenaren worden gestuurd. Al deze documenten staan in een voor het publiek toegankelijke database. Lobbyisten moeten dus rekening houden met het feit dat al hun acties openbaar zijn. De situatie in Brussel is het tegenovergestelde: er is heel weinig transparantie.
Naurin concludeert dat de werkwijze van lobbyisten in Zweden en Brussel nauwelijks verschilt. In beide gevallen gebruiken lobbyisten vrijwel dezelfde argumenten om hun gesprekspartners te overtuigen, moeten zij hun argumenten goed timen en moeten zij zich opstellen als constructieve gesprekspartner. Steeds weer staat het perspectief van de gesprekspartner voorop, omdat er anders niets bereikt kan worden. Lobbyisten moeten meerwaarde bieden om een rol van betekenis te kunnen spelen.
Lobbyisten blijken binnenskamers geen andere argumenten te gebruiken dan in het openbaar. Zij komen steeds met dezelfde standpunten en komen hooguit met verschillende verwoordingen. De redenen laten zich raden: als lobbyisten in verschillende situaties verschillende argumenten gebruiken, krijgen ze een onbetrouwbaar imago. Gesprekspartners voelen zich dan niet meer serieus genomen en de invloed van de lobbyist neemt daardoor af.
Pogingen om lobbyisten verdacht te maken hebben al met al weinig te maken met de werkelijkheid. In alle beroepen komen zwendelaars voor, dus ook in de lobbywereld. Prima om dat aan te pakken via een lobbyregister en publieke controle, maar de grootste democratische problemen in de Europese Unie worden er niet mee opgelost. Als je Europese politiek wilt verbeteren, kun je je beter afvragen of burgers het bestaande Europese beleid steunen dan de transparantie van lobbyisten vergroten.
Chris Aalberts is auteur van Achter de PVV: waarom burgers op Geert Wilders stemmen.