Een achterafzaal van een groot grijs regeringsgebouw. Op tafel staan een aangebroken doos met broodjes kaas en ham en aantal lege potten koffie, erom heen liggen rapporten vol doorgerekende voorstellen. Om de tafel zitten de onderhandelaars van links en rechts. Sommige zijn wat ingedut na dagen onderhandelen. Ze worden voorgezeten door één van de slimste sociaaldemocraten van zijn generatie. Hij is op zijn scherpst als het lastig wordt.
“Nog een paar miljard, dan zitten we aan ons streefbedrag”, zegt hij. De abstracte cijfers geven een gevoel van zekerheid. Een plus een blijft altijd twee. De aanwezigen bladeren door de mappen met door ambtenaren voorbereidde voorstellen.
Een sociaaldemocraat heeft een idee: “Wat nou als we maatregel Q11B op pagina 315 tweede van onderen nemen en dan kiezen we voor de variant ‘meest progressief’? Dan zijn we er bijna.”
Een tiental politici zoekt in de boeken naar 315. Je kan de fonkeling in de ogen zien van de voorzitter: “Dat is net niet genoeg, maar als we de nominale heffing iets verhogen …”.
Hij kijkt naar de rekenmeesters aan de ene kant van de tafel. Een jonge in Amerika geschoolde econometrist vult hem aan “… als we de nominale heffing van variant Q11B.III nemen dat moet genoeg zijn.”
Er wordt op tafel geroffeld. De zaal is moe maar tevreden. Een oudere collega klopt de voorzitter op de rug en zegt: “Een mooi compromis.”
De voorzitter zegt: “We kunnen dit uitleggen. Dit is de grootste crisis sinds de 1945. Iedereen moet meebetalen om de huidige economische problemen op te lossen. Bovendien is het een progressieve maatregel die mensen met een klein inkomen ontziet.”
Op een persconferentie wordt het voorstel gepresenteerd. Serieuze heren in grijze pakken met antwoorden op de economische vragen van onze tijd. De pijn wordt eerlijk verdeeld.
Als het voorstel uit is gekomen, is de onrust groot. In voxpopjes geven de media de burger het woord. Die ziet er niets in om mee te gaan betalen. Het was toch een crisis van de banken? Ze voelen zich geraakt in hun portemonnee.
Populistische politici typen het item bijna letterlijk over en noemen het een persbericht. Maar ook weldenkende politici die niet aanwezig waren bij de vergadering vragen om opheldering. Een inkomensafhankelijke heffing is mooi maar dit gaat te ver. Oud-collega’s die nu voorzitter zijn van een of andere belangenclub spreken zich uit tegen de maatregel. De onrust is groot.
Er moet heronderhandeld worden. Dezelfde boeken komen weer op tafel. Op vergelijkbare toon worden bijna identieke gesprekken gevoerd: “… nog een paar miljard …”.
Dit zou een beschrijving kunnen zijn van de huidige onrust over de Cypriotische spaardersheffing maar ook van het inkomensafhankelijke zorgtoeslagdebacle nog geen paar maanden geleden. Die gelijkenis is veelzeggend over de aard van de politiek in de huidige economische crisis.
Alles is doorgerekend op economische consequenties: economen kunnen narekenen wat de economische reacties zijn van consumenten en bedrijven. Nou ja, alles? De smalle marges van de politiek zijn steeds meer de smalle marges die worden getekend door de rekenmeesters. Politici hoeven geen eigen ideeën te hebben. Ze kunnen varianten kiezen die door ambtenaren zijn bedacht. Politiek is als multiple choice test.
Maar een doorrekening op politiek-electorale gevolgen is niet gemaakt. Aan de onderhandelingstafel voelt iedereen de verantwoordelijkheid van de economische crisis en het belang van noodmaatregelen drukken. In beide gevallen werd er gekozen voor een variant die alhoewel progressief de middenklasse zwaar aan te slaan. De middenklasse die in de betere jaren wat gespaard heeft maar nu voor hun gevoel lastig rondkomt.
Een inkomensafhankelijke zorgpremie zou voor het gemiddelde gezin een paar honderd euro in de maand schelen. Een heffing van 6 procent op je spaargeld betekent dat je plannen voor de toekomst (een eigen huis, eerder stoppen met werken) moet herzien. In de abstracte termen van de onderhandelingstafel vindt iedereen dat we in crisis tijd onze verantwoordelijkheid moeten nemen en is iedereen het eens met het principe de sterkste schouders, de zwaarste lasten. Maar alles het concreet wordt, dan moet de gewone man, zoals u en ik, ontzien worden.
Het meest fascinerende is dat mensen als Jeroen Dijsselbloem en Wouter Bos die vergaderingen voorzitten. Ongelofelijk slimme politici voor wie de spreadsheets van de rekenmeesters geen geheimen hebben. En die in hun retoriek tijdens verkiezingen altijd oog hebben gehad voor de middenklasse en hun zorgen. Maar twee keer achter elkaar blijkt dat een noodmaatregel wel het financiële kapitaal kunnen opleveren dat volgens de economische modellen nodig is, maar dat politici niet het politieke kapitaal hebben om het door te voeren.
De huidige voortslepende economische crisis vindt plaats in de context van een politiek die een sterk technocratisch karakter heeft. Waarin doorgerekende bezuinigingsvarianten het speelveld van de politiek markeren en het het doel van politici is om een bundel van maatregelen te kiezen die een door diezelfde economen gezet doel moet halen.
Maar bovendien lijken politici vergeten waar ze in verkiezingstijd zo goed in zijn: vertrouwen winnen. Op campagne vragen kandidaten met een duizend keer gepolijst verhaal even vaak om ons vertrouwen vragen. En dan vergeten sociaaldemocraten de middenklasse niet uit het oog. Want dat is een cruciale swing vote. Maar juist in de kern is onze economische crisis een crisis van vertrouwen: van vertrouwen van consumenten in hun eigen economische perspectieven en in de zekerheid van hun spaargeld.
Die electorale werkelijkheid lijkt vergeten te worden door mensen die het in verkiezingstijd bar goed begrijpen maar voor wie in de momenten daartussen de werkelijkheid wordt gemaakt door abstracte economische doorrekeningen.