De aftredende voorzitter van de Syrische oppositie, verenigd in de Syrische Nationale Raad, Ahmed Moaz al Khatib, liet zich bij de vergadering van de Arabische Liga op 26 maart uit over het voornemen van jonge Europese, Franse en Nederlandse, moslimjongeren om naar Syrië af te reizen om daar deel te nemen aan de Heilige Oorlog tegen de Syrische president Assad.
Het bericht werd in de Nederlandse media opgevat als een categorisch advies dit niet te doen. Toch is dat laatste niet het geval. De gewezen imam uit Damascus zei dat ze dat niet moesten doen ‘als hun familie, hun vaders en moeders, hen nodig hadden in het land van verblijf’.
Hiermee liet Al Khatieb ruimte voor de jongeren om toch te gaan. Immers, het criterium van ‘nodig hebben’ laat ruimte om alsnog te vertrekken.
Sjeik Rachid Nafi van de Haagse As-Soenna moskee liet zich in vergelijkbare bewoordingen uit. Zijn stelling was dat de strijd in Syrië niet onder de Jihad valt, ‘althans niet voor jongeren uit Nederland’. De strijd in Syrië is dus in elk geval wel een Jihad maar mag je je onttrekken aan de Jihad omdat je ‘Nederlandse jongere’ bent?
Probleem waar beide heren mee worstelen is het principe dat in de islam, ook al zijn daar allerlei elkaar vaak tegensprekende interpretaties van, het geoorloofd is dat mannen ten strijde mogen trekken om de Islam of het islamitische territorium te verdedigen en dat zij dat mogen doen zonder hun vaders en moeders, hun vrouwen, hun kinderen te informeren. Zo kunnen zij zonder schuldbesef ten strijde trekken en van de achterblijvers wordt verwacht dat ze blij zijn dat hun mannen de eer van de Islam verdedigen.
Categorisch jongeren aanzeggen thuis te blijven is dus niet het geval. De deur om te gaan blijft net een beetje open. Ik zou zeggen: een geval van met twee tongen spreken.
Maar er zijn er meer die met twee tongen spreken. Als het gaat om de Marokkaanse gemeenschap en haar individuele leden wordt in de Nederlandse media en ook in de nationale en lokale politiek vaak gesproken van Marokkanen. Het zijn Marokkaanse jongeren die dit of dat hebben gedaan, het is een Marokkaanse politicus die een uitspraak heeft gedaan. Soms wordt er het zelfstandig naamwoord Nederlander aan toegevoegd en spreekt men van Marokkaanse Nederlanders.
Opvallend in de berichtgeving van de jihadstijders die richting Syrië vertrekken is dat het nu opeens over ‘Nederlandse’ jongeren gaat. Zo spreekt de Telegraaf van 26 maart over ‘Nederlandse jongeren’ en ‘een kleine 100 Nederlanders’ die naar Syrië zouden zijn afgereisd. Kranten en media maken melding van het Nederlanderschap van de jonge Marokkanen, de nationaliteit die hen bovendien afgenomen zou moeten worden.
Het verwijzen binnen de binnenlandse Nederlandse context naar ‘Marokkanen’ wekt de indruk dat ze er niet helemaal bij horen: deze mensen zijn op de eerste plaats Marokkaans. Nu ‘ze’ vertrekken naar Syrië zijn het opeens Nederlanders waarmee de indruk gewekt wordt dat ‘ze’ ‘van ons’ zijn, en dat is des te erger omdat ze hun eigen en dus nu ook ‘ons’ blazoen bezoedelen want geen enkel medium heeft zich positief over de intentie van deze jihadisten uitgesproken. Ik zou zeggen: weer een geval van met twee tongen spreken.
Het debat in ons land over de islam wordt door beide partijen, moslims en de niet-moslims, versluierd door dubbelzinnig taalgebruik en even dubbele tongen. Het wordt hoog tijd dat iedereen in dit debat klare taal gaat spreken. Maar ik vrees dat dat voorlopig nog niet het geval zal zijn.
Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Universiteit van Tilburg. www.janjaapderuiter.eu twitter: @janjaapderuiter