Wielrennen

Tour de Torentje

14-04-2013 15:54

Vanwege een blessure aan mijn voet kan ik tijdelijk niet lopen. Dat zou normaal gesproken niet zo’n probleem zijn – zitten is een van mijn favoriete bezigheden – ware het niet dat vandaag de Amstel Gold Race wordt gereden. Het zal de eerste in lange tijd zijn waar ik niet als toeschouwer bij aanwezig ben. Het doet me dan ook een beetje verdriet dat ik op dit moment dit stukje voor u aan het typen ben, terwijl ik op TV wielrenners langs al die voor mij bekende plekken zie rijden. 

Klein Zwitserland

Ik kom er namelijk vandaan, mag u weten. Als u een stukje na de finishlijn naar links gaat komt u vanzelf in de straat waar ik als kind heb gewoond. En nog iets verder na de finish, waar het peloton Maastricht in draait, wonen mijn ouders een paar 100 meter van het parcours. Van daaruit ga ik ieder jaar met mijn vader in de auto achter de koers aan. Op de Bemelerberg, de Wolfsberg, de Schweiberg. Of op mijn favoriete Loorberg in Slenaken, waar je met de auto slingerend omhoog moet door een klein Zwitserland, met koeien, schattige huisjes en het hotel van Jelle Nijdam aan de voet.

Van Jelle Nijdam heb ik een handtekening. In mijn jonge jaren nam mijn vader mij vaak mee naar de start van de Amstel Gold Race, toen nog in Heerlen. Daar werd door honderden vaders gejaagd op handtekeningen van de kampioenen voor hun zoon. Ik heb ze allemaal. Ze staan in een groen schriftje met Garfield op de voorkant, soms vergezeld van een foto. Bugno, Chiapucci, Indurain, Frans Maassen, Henk Lubberding. Mijn vader trok ze voor mij allemaal aan hun truitje. Hij tikte met zijn hand op het raam van een ploegwagen waar Greg Lemond in zat te rusten. Dat leverde mij als enige zoon de handtekening op van de toenmalige wereldkampioen en mijn grote voorbeeld. Dan voel je je als kind voor even heel erg groot.

Handtekening

Dit jaar geen handtekeningen en geen Loorberg. Mijn vader is in Friesland, om de mannen van Parkhotel Rooding Cycling Team  te begeleiden bij de Friesche Wouden klassieker. Ik zit geblesseerd thuis op de bank, en ik schrijf mee. Zo hoorde ik Leo van Vliet zeggen: “Als je niks verandert weet je zeker dat er niks verandert.” Peter Sagan zei: “I want do well in this race because is nice.” En de Belgische commentator deelde aan mij mee: “Ik had net willen bellen met Hilaire Verschueren, maar ik vond mijn gsm niet.” En terwijl ik dit schrijf ben ik boos op Lars Boom, die zich voor niets het schompes reed om Gilbert en Sagan op achterstand te houden en daar nu in Sibbe de prijs voor betaalt. De Gold Race is voor hem voorbij nog voordat de laatste beklimming van de Cauberg in zicht is.

Onderaan die Cauberg lag een tijdje mijn stamkroeg. Daar zou ik nu wel willen zijn. Met een biertje in de hand, praten over de koers en het landschap, met de mensen van vroeger. Maar ik ben in Amsterdam. Het is hier niet hetzelfde. Ik heb hier niet eens mijn schriftje. Dat ligt op zolder bij mijn ouders. Ik mis de geur van zweet en gezalfde benen. Ik wil de zon op mijn bol op de Loorberg en wijzen naar het hotel van Jelle Nijdam. En ik wil een handtekening vragen aan Bauke. Om alvast te oefenen voor later. Als ik bij de start van de Amstel Gold Race renners aan het truitje moet trekken voor het schriftje van mijn zoon.

Mark Thiessen wilde vroeger Marco Pantani worden, maar doet in plaats daarvan dingen voor de VVD.