Ik weet niet of het komt doordat Cairo een grote stad is, maar het lijkt vaak een verzamelplaats van randdebielen te zijn. Althans, ik kom er hier een stuk meer tegen dan in Amsterdam, Londen of Sydney.
En dan heb ik het niet over die geestelijk gestoorde man die bij ons op het dak woont of randfiguren die me oneerbare voorstellen doen, maar over buitenlanders voor wie sociaal geaccepteerde omgangsvormen een onbekend concept lijken te zijn.
In mijn eerste huis hier, een appartement van het taleninstituut waar ik een maand Arabisch studeerde, woonde ik samen met een Belg, een Australische en iets waar we onderling naar refereerden als ‘het’. ‘Het’ kwam uit Luxemburg, droeg een hoofddoek en liep altijd in een jurk, was broodmager en kon nauwelijks praten. Die laatste twee dingen waren te wijten aan een agressieve vorm van kanker, die ‘het’ er bijna onder gekregen had.
‘Het’ kon niet alleen niet zo goed praten, ‘het’ moest ook iedere halve minuut middels luid geslurp slijm ophalen, want slikken ging niet zo goed meer. Die hoofddoek was omdat ‘het’ zich tot de islam bekeerd had. Wat een beetje vreemd was aan ‘het’ is dat ‘het’ nogal breed gebouwd was, ondanks dat ‘het’ vel over been was, een opvallend brede kaaklijn had en een vrij prominente brede neus.
‘Het’ had een Franse naam die zowel voor een man als een vrouw zou kunnen, dus we hadden geen flauw benul of ‘het’ nou een hij of een zij was. Vandaar ‘het’. Volgens mij was het een man in een jurk, maar een van mijn huisgenoten vond dat ‘het’ een vrouw moest zijn, anders loop je toch niet met een hoofddoek op en in een jurk? Dat mag niet van Allah.
Een paar dagen nadat ik in huis was komen wonen vertelde ‘het’ me honderduit over haar tijd bij de Nederlandse commando’s in de jaren ’70 (‘het’ had blijkbaar ergens een Nederlands paspoort opgeduikeld) en hoe ‘het’ tijdens de oorlog in voormalig Joegoslavie gediend had bij Dutchbat. Of er bij Dutchbat vrouwen zaten weet ik niet, maar bij de commando’s in de jaren ’70 in ieder geval niet.
‘Het’ was niet zomaar gelovig, maar fanatiek gelovig, dus iedere ochtend stond ‘het’ onchristelijk vroeg op voor het ochtendgebed. In die tijd van het jaar was dat rond een uur of half vijf. Helaas was ‘het’ ook een beetje doof dus de wekker sliep ‘het’ vaak glashard doorheen. Ik ben twee keer in ‘het”s kamer gaan kijken om te kijken of ‘het’ nog wel leefde.
‘Het’ las minimaal een uur per dag in de Koran, en kon tijdens het lezen niet gestoord worden. Maakt niet uit wat er gebeurde: brand in de keuken, bezoek dat speciaal voor ‘het’ langskwam of een bezorger die aan de deur stond. Het moest allemaal wachten tot ‘het’ uitgelezen was. Aan ons de schone taak om dat aan de bezorgers uit te leggen, het bezoek tegenover ‘het’ op de bank te parkeren, waarop ze vervolgens genegeerd werden (welkom!), en zelf maar uit te zoeken waar de brandblusser stond om de brand in de keuken te blussen.
Ik dacht eerlijk gezegd dat ‘het’ wel met de ‘vreemdste huisgenoot’ award aan de haal zou gaan. Totdat ik een paar maanden geleden ging samenwonen met Mitch, een Amerikaan van een jaar of 25, wiens ouders duidelijk een paar steekjes te veel hebben laten vallen.
Die de arme jongen nooit hebben uitgelegd dat het asociaal is om dingen zodra je ze niet meer nodig hebt uit je handen te laten vallen en daar tot in de eeuwigheid te laten liggen. Zodat je huisgenoten struikelen over je huissleutels in de gang, per ongeluk over je mp3-speler heen lopen omdat die midden in de huiskamer ligt, en in de keuken bijna noodlottig uitglijden over de resten van de salade die je daar twee dagen eerder hebt staan maken.
Niemand heeft hem ooit bijgebracht dat normale mensen niet douchen met de deur open, of in hun onderbroek door het huis kuieren. Ook is hem overduidelijk nooit uitgelegd hoe je een wc doortrekt. Of dat je pindakaas op je brood smeert, in plaats van op de tafel, de bank, de vloer en het handvat van het broodmes. En opruimen doe je dat natuurlijk niet, dat spreekt vanzelf.
Of dat je, als de wasmachine kapot is, je vuile sokken niet wast in de prullenbak die op het toilet staat. Dat het niet bepaald sociaal is om in het holst van de nacht zo hard je kunt mee te gaan zitten zingen met de soundtrack van Les Miserables.
En dat opera zingen een talent is, waar niet veel mensen mee gezegend zijn.
Mijn andere huisgenoot heeft inmiddels meermalen bijna zijn nek gebroken omdat meneer zijn stuk zeep – vanzelfsprekend vol met aangekoekt schaamhaar – regelmatig op de bodem van de douchecel laat liggen. Goed, de arme jongen had een bijzonder slecht zicht, wat bovendien alleen maar slechter wordt. Naar verwachting is hij over een paar jaar zo goed als blind.
Maar dat is nog geen excuus om overal maar je gore onderbroeken en etensresten neer te donderen, of om alle toiletspullen in de douche op de grond te flikkeren en ze daar gewoon te laten liggen. Uiteraard hebben we hem herhaaldelijk gevraagd of hij misschien een beetje socialer kon zijn. Er woonden immers nog twee mensen in het huis en die vonden het niet per definitie leuk om iedere keer zijn zooi op te moeten ruimen, danwel hun nek erover te breken. Toen bleek hij opeens ook een beetje Oost-Indisch doof te zijn.
Godzijdank moest hij onverwacht terug naar de VS, vanwege leverfalen en een veel te hoog cholesterolgehalte. Blijkt toch dat iedere dag McDonalds is niet goed voor je is. Gek zeg.
We zullen hem niet missen.
De komende tijd schrijft journalist en fotografe Ester Meerman vanuit Egypte voor De Buitenlandredactie en ThePostOnline. Over het laatste nieuws en haar belevenissen en werk in Caïro. Zij blogt al in het Engels op Stories from Cairo. Volg haar op Twitter:@estermeerman.