We staan op de Nieuwmarkt. De toer is bijna afgelopen. Alleen nog een stukje over de Wallen, en dan gaan we terug naar de fietsverhuur.
Er is een Amerikaans gezin mee in de groep, met een kind van een jaar of tien. Ik hou daar nooit echt rekening mee. Als je een fietstoer doet in Amsterdam, dan fiets je natuurlijk over de Wallen. Dat hoef ik niet uit te leggen.
Maar de vorige keer dat er een familie met een kind meefietste, bleek het voor de – ongetwijfeld streng katholieke – Spaanse ouders nogal een onaangename verrassing te zijn dat hun tienjarige zoontje opeens oog in oog stond met de schaars geklede dames achter de Oude Kerk. De moeder legde haar handen over zijn ogen, en begon hysterisch in het Spaans tegen mij te roepen dat dit absoluut niet de bedoeling was.
Om dat te voorkomen, neem ik deze keer een voorzorgsmaatregel.
“We’re about to go into the Red Light District, is that okay with you?”, vraag ik aan de vader. Ik hoop heel erg dat hij geen nee zegt, want ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik dan moet beginnen. De groep opsplitsen en het gezin zonder tourguide op de Nieuwmarkt achterlaten?
“What’s the Red Light District?”, vraagt het zoontje. Er valt een moment van doodse stilte in de groep. Iedereen wacht in spanning mijn antwoord af. Ik hou wijselijk mijn mond.
“That’s a place where they sell.. uh… alcohol. Yeah, lots of alcohol”, zegt zijn vader. Het onheil is afgewend. Vader zucht. “Sure, why not. He can go into the red light district.”
Het hoge woord is eruit. We stappen weer op de fiets.
Normaal stop ik met de toeristen achter de Oude Kerk en vertel uitgebreid over de geschiedenis van de Wallen. Als ze zich dan omdraaien zien ze opeens dat ze al vijf minuten naast allemaal bijna blote hoeren staan. Shock and awe. Maar nu met het kind lijkt het me toch beter om op het pleintje voor de kerk te stoppen, waar amper ramen met rode lampjes in het zicht zijn.
“In the Middle Ages a lot of sailormen came to Amsterdam. And when they came into the city, they wanted to go to this church to speak with the priest, and they wanted to go to…”
“– to a bar”, onderbreekt de vader van het gezin me abrupt.
“Yes. They wanted to go to a bar,” zeg ik. “That’s why there are so many bars in this part of town.”
Alle toeristen moeten lachen.
Na het verhaaltje stuur ik ze de Trompettersteeg in: het smalste steegje van Amsterdam, met aan beide kanten dames achter het raam. Zo kunnen ze even de Wallen van dichtbij bekijken. Ik loop niet mee, want ik moet op de fietsen passen.
“You stay here with me”, zeg ik tegen het jongetje, terwijl zijn ouders de steeg in lopen. “Why can’t I go in there?”, vraagt hij verontwaardigd. “Well, they sell lots of alcohol in that alley. You have to be sixteen to go in. So since you’re only ten, you’re gonna have to wait here.”
Hij begrijpt het, en gaat even plassen in het openbare urinoir tegenover de kerk.
Daarna zitten we nog even samen aan de gracht in de zon. “Did you know they have special boats to clean the canals? They drag over a hundred thousand bikes out of these canals every year!”, zegt hij trots. Ik wist dat niet, en vraag hem waar hij dat geleerd heeft. “Yesterday we went on a canal ride, and the canalguide told us. I wonder how all those bikes get in there.”
De toeristen komen terug uit de Trompettersteeg. Alles is goed afgelopen. “How did you like the bars?” vraag ik aan de vader, voor we weer verder fietsen. “Skinny,” zegt hij.
Marie Hemelrijk studeert in Amsterdam en heeft een bijbaan als tourguide.