Als straks Bayern en Borussia onderling uitmaken wie zich kampioen van Europa mag noemen, regeert het Duitse voetbal over Europa. Niet alleen Louis van Gaal in zijn tijd bij Bayern staat aan de basis daarvan, maar de Hollandse School. Duitse clubs keken de kunst bij ons af: hoe doen Hollanders dat toch, voetbal en kinderen? Intussen halen wijzelf er voor onze eigen jeugd lang niet uit wat erin zit. Hoe wij de Duitsers weer bijhalen? Leg het voetbalgeluk van pupillen in handen van … moeders.
Over de grens verbaast men zich er altijd over hoe een miljoen Nederlandse voetbalouders niet bezig lijken met zichzelf, maar deel zijn van iets hogers, een idee. Een Programma. Dat hechte verenigingsleven dat naadloos aansluit op de schooluren, de sociale buurtfunctie van maar liefst drieduizend clubs, al die fijn betrokken papa’s en mama’s die vrijwillig teams trainen en coachen, de vele gediplomeerde trainers (het hoogste aantal van Europa), de methodische stappen om kinderen aanvallend te leren spelen, de beroemde opleidingen tot profvoetballer, de wereldspelers die we afleveren – van laag tot hoog lijkt het alsof ze in Holland samenwerken aan één doel. Nationaal voetbalplezier.
In Holland schijnen ze nog echt van voetbal te genieten, in stilte langs de lijn. Een feit: van elke tien Nederlandse sportpupillen zijn er zeven tegen de juniorenleeftijd van de grazige velden verdwenen. Dat zijn tienduizenden kinderen per jaar. Nu stelen ze nog onze harten in hun kleurige Messi-shirts en met hun kluitjesvoetbal, maar ze gaan hoe dan ook verloren voor de teamsport.
Maar waarom? Doorgewinterde trainers weten wel waarom. Afhakers zijn mindere voetballers, slappelingen zonder voetbalouders, pubers met vage hobby’s – geen groot verlies voor de club. Terwijl de kwetsbare gevallen onder hen voortaan afleiding op straat zoeken, is er ook goed nieuws: drie van de tien jonge spelers blijven wel behouden voor voetbal.
Op hen wordt vanaf hun twaalfde de druk snel opgevoerd. Door ouders, trainers, medespelers. De punten gaan tellen. Mindere spelers zitten de hele wedstrijd op de bank, de betere schoppen tegenstanders en grensrechters doormidden. Testosteron en adrenaline zingen steeds vrijer rond in de kleedkamer, op het veld, onder de brulvaders langs de lijn. ‘Waarom doe je nou niet wat ik zeg? Tússen de linies!’
De reacties op het repressieve KNVB Actieplan tegen voetbalgeweld waren negatief. Tien minuten rust bij de eerste gele kaart, meer waarnemers langs de velden, spelregelbewijs voor jeugdspelers. Het zou allemaal te weinig, te laat zijn. Toch noteerde het Meldpunt Wanordelijkheden in de eerste drie weken van haar bestaan maar liefst 120 zaken: elk weekend raken hele groepen ouders slaags, één jongetje is een gebroken been geschopt, een ander raakte door karatetrappen bewusteloos.
Via de eveneens nieuwe KNVB Hulplijn wordt tien keer per weekend om directe bijstand gevraagd bij een noodsituatie – en de roep in het land om méér repressie zwelt alweer aan. Geen woord intussen over de oorzaak, die diep in onszelf ligt. De momenten in de kantine. In de auto terug naar huis. En achter de voordeur. Het stiekeme, meer huiselijke geweld. ‘Waarom deed je daarstraks nou niet wat ik zei? Tússen de linies!’
Waar houdt het stimuleren op, waar begint het fnuiken? Hebben we in Nederland veel verstand van voetbal, maar misschien te weinig van kinderen?
Hoe doen topvoetballers dit eigenlijk, vroeg ik me af, bij mijn eigen zoontjes langs de lijn. Misschien kunnen zij ons helpen – tenslotte is alleen het beste goed genoeg voor onze kinderen. Elf voetballers zeiden: kom maar kijken.
Als Roy Makaay naar Dani (10) kijkt, zwijgt hij vooral. Ooit was Dani een veel scorend spitsje, nu mag hij van zijn coach alleen nog ballen afpakken en naar voren roeien. Toch houdt Roy zijn mond. Hij hoopt: een eigen weg in voetbal vindt Dani toch wel. Is dit dus de manier? Domweg zwijgen en je elke zaterdag verbijten? Of dolen kinderen dan zonder zingeving over het veld?
Glenn Helder en Dennis Bergkamp laten zien dat er ook niks mis mee is als je veel met je voetbalgekke zoon over voetbal praat. Zo bewaakt Glenn het leerproces van Jilani (10) als een leeuw en laat zijn tanden zien aan iedereen die hun geluk dreigt te verstoren.
Pierre van Hooijdonk gaat nog weer een stapje verder – hij vindt het lastig het spel aan zijn zoon over te laten. Hij herkent dingen in Sydney (12), dingen waar hij zelf vroeger ook mee worstelde. Doe nou maar zoals ik deed, dan komt het goed. Ook Ruud Geels maakt zich zorgen. Als Quinn (15) bij opa logeert, neemt Ruud hem altijd mee naar een trapveldje en onderwerpt hem aan Spartaanse trainingssessies. Om hem te harnassen.
Niet doen, zou Kenneth Pérez zijn collega-vaders adviseren. Vaak voorzeggen en stevig spel leidt tot gewonnen wedstrijden, zo ervoer ook hij bij het coachen van Daniel (13), maar spelers beleven er minder plezier aan en leren het spel minder goed te spelen. Observeer in stilte, zo doceert de Deen volgens het kindvriendelijke Nederlandse bondsboekje, help ze individueel, concentreer je op voetbalhandelingen en bij oudere pupillen op het samenspel. Toch verliest ook hij soms het geduld – hij is maar een vader.
En de moeders? Waar zijn zij? Zij schitteren op de velden nog altijd door afwezigheid. Terwijl mannen op het veld het verschil willen maken, met verstand van voetbal, schenken zij ranja uit vaatjes en leggen ze dubbele knopen in veters – met al hun verstand van kinderen.
De voetballegendes die ik sprak, weten het soms ook niet meer. Maar meer dan gewone voetbalvaders vertrouwen zij erop dat hun kind, net als zijzelf destijds, elke week een beetje beter leert voetballen. In de geest van de Hollandse School. Een idee, een programma, dat het voetbalgeluk van kinderen centraal stelt en voetbal ziet als iets dat je samen doet.
Aanvallen en verdedigen, passen en vrijlopen, winnen en verliezen.
Zouden we werkelijk op dat gedachtegoed vertrouwen, schreeuwden we niet zoveel langs de lijn, en legden we niet zo’n ondraaglijke druk op kinderen. We zwegen en genoten – van onze voetbalgenen. Zoals Erwin Koeman dat doet van zijn zoon Len (21), en John de Wolf van zijn zoon Desley (22). Beide zoons zijn gedreven selectiespelers, zij hoeven nauwelijks nog te worden gemotiveerd om het beste uit zichzelf te halen. Een makkie, voor een vader.
Maar om álle kinderen een leven lang te laten genieten van voetbal, moeten we begrijpen dat ze niet worden gedreven door selecties en topprestaties. Ze zijn ‘het soepie’, de 95 procent jeugdspelers waar doorgewinterde voetbalmannen hun neus voor ophalen. Het echte werk dus.
Terwijl mannen verschillen groter maken, maken vrouwen verschillen kleiner; door elk kind de aandacht te geven dat het verdient. Daarmee kom je bij pupillen het verst – en leg je de basis voor de gevaarlijke juniorenperiode erna. Zorg goed voor ze, is hun boodschap, dan komt dat goede voetbal vanzelf. Zo blijft het nog lang leuk op onze velden, en blijven tienduizenden bijna afhakende laatbloeiers per jaar behouden voor voetbal. Intussen raken onze vijvers van talent nóg voller dan ze al zijn. En zullen de Duitsers zich weer gaan verbijten.
Jeroen Siebelink is schrijver en journalist. Van zijn hand verscheen zojuist Voetbalgenen, Vaders en Zonen van Oranje. Eerder schreef hij De Voetbalbelofte, Achter de Schermen van de Jeugdopleiding en Allemaal Uitblinkers, een KNVB-handboekenserie.