Ik kan er van alles bij verzinnen. Alle romantische clichés. De zon, de maan, de sterren en zelfs kaarslicht in een donkere kamer. Het was er allemaal niet. Het was enkel zij en ik.
Er gebeurde niets bijzonders. Het was een heel normale dag. We waren loom en zonder plannen. Ik las voor uit een boek dat niet ging over liefde. Ze lag op de bank, haar hoofd tegen me aan.
Alles waar we bang voor waren was eventjes weg. Dat kwam later vast wel weer. Alleen zij en ik en een boek. Een luie zucht, wat woorden en ik voelde haar dichtbij naar me luisteren. We hingen in een vochtige bank – hij lag niet fijn – en af en toe moesten we een centimeter verplaatsen om tegen elkaar aan te kunnen blijven. De wind kroop hoorbaar langs de ramen van het lelijke huis, met om mij heen haar geur en verderop die van een vuilniszak in de gang. Op de grond stonden glazen – met en zonder thee – en een lege asbak.
En ik dacht alleen maar hoe godvergeten simpel het kan zijn. Zonder plannen, tierlantijnen en andere mensen. Alleen wij. Voor even niet de behoefte om alles alleen te moeten doen of om dingen te veranderen. Het leek zo simpel. Ik wilde het onthouden. Hoe ik mijn adem moest beheersen bij iedere woord dat ik sprak en me vastklampte aan een groeiende zekerheid. Hoe ze naar me luisterde en zacht smakkende geluidjes maakte bij het drinken van haar thee. Hoe ze even niets hoefde te zeggen. Hoe dichtbij ze was, met al het andere zo ver weg.
Mark Thiessen ziet soms dingen en inspireert daar zijn proza op.