Ambon, een eiland dat bekend staat om de burgeroorlog tussen moslims en christenen die tot 2006 aanhield. Toch probeert ieder zijn leven weer op te pakken en een eigen toekomst te creëren, bijvoorbeeld door te studeren. Maar een studie waar de invloed van religie, overheid en andere gezagsdragers een grote rol spelen, beperken de kansen op die mooie toekomst. Zo ook op de Islamic school of Journalism op Ambon, die er op het eerste gezicht veelbelovend uitziet.
Als onafhankelijke en professionele journalist bij de televisie werken, dat is de droombaan van de Indonesische journalistiekstudent Dodi Kaisupy. Hij ziet dit alleen niet snel gebeuren. Vol goede moed begon hij drie jaar geleden aan de opleiding journalistiek. Een logische stap, want op het eerste gezicht lijkt de school professioneel. Het gebouw is groot en voorzien van moderne middelen. “Onze school heeft een radio- en televisiestudio,” vertelt de directeur ons. “De leerlingen worden begeleid in de omgang met de studioapparatuur en krijgen technische informatie.”
Het klinkt als een goed verhaal uit de mond van vijf verschillende docenten, al is menig student het hier niet mee eens.
Student Yono is de eerste die in het openbaar zijn mond tegen ons open durft te trekken. Omringt door leraren en de directeur vertelt hij dat de studio’s al twee jaar lang niet meer gebruikt zijn. “Eerst werd ons verteld dat er geen adequate docenten waren die ons instructie konden geven over de apparatuur, daarna vertelde de leraren dat de studio’s kapot waren. Naar mijn mening komt het door de invloed van de overheid. Zij hebben de studio’s voor ons gekocht en de directie is bang dat het materiaal kapot gaat. Daarom laten ze ons er geen gebruik van maken.”
De directeur, die intussen zenuwachtig op zijn stoel heen en weer schuift probeert het goed te praten door te zeggen dat de studio’s snel gemaakt zullen worden.
Op religieus vlak doet de school zich beter voorkomen dan dat zij is. Want ook al beweert de school voor iedereen toegankelijk te zijn, wat betreft religie laat het een eenzijdige kant zien. De school is namelijk islamitisch en toch wordt er geclaimd dat iedereen welkom is. Dat er in totaal maar twee christenen ooit op deze school hebben gezeten, is volgens Mochtase Touwe, docente journalistiek, niet hun fout. “Ze willen blijkbaar niet naar onze school komen.”
De leraren hebben religie overduidelijk hoog in het vaandel staan. Decaan Ismael Tuanany wil de leerlingen leren vanuit de islam journalistiek te bedrijven. “Objectieve journalistiek is erg belangrijk, maar je religie is nog belangrijker. Daarom besteden we vier uur in de week aan het bestuderen van onze religie. Ook openen en sluiten we de dag met alle studenten op religieuze wijze.” En dat deze studie vanuit een islamitisch oogpunt wordt aangeboden, moeten de christelijke studenten dan maar accepteren.
Intussen wordt de sfeer onder de studenten voelbaar angstig als het onderwerp op ‘free speech‘ gebracht wordt. “Veel kranten zitten vol inhoudelijke fouten,” vertelt Thia. “Ze vertellen dingen die helemaal niet waar zijn. Laatst zijn er twee journalisten vermoord omdat ze over een pijnlijk punt wilden berichten.”
Thia gaat weer op haar stoel zitten en mijdt oogcontact met de directeur. “Ik voel mij als journalist niet vrij om te praten,” zegt Yono. “Ik ben zowel bang voor de overheid als voor de politie.”
De leerlingen geven wel aan free speech in Indonesië erg belangrijk te vinden. “Door de dood van de twee journalisten zie ik in dat er echt iets moet veranderen wat betreft de vrije pers,” zegt een tweedejaars student.
Volgens correspondent en journalist Jacco Hupkens willen Indonesische journalisten de machthebbers niet uitdagen. “Het komt nog uit de dictatuur van Soeharto, die tot 1998 president van Indonesië was. De journalistiek is toen aan banden is gelegd,” zegt Hupkens. “Onder het mom van ‘Het land vooruit helpen in zijn ontwikkeling’ werden journalisten weerhouden van het leveren van kritiek op de regering. Ook spelen de ‘Asian Values’ mee. Dit veronderstelt dat Aziaten nu eenmaal anders in elkaar zitten: meer waarde hechten aan consensus, elkaar niet bekritiseren en meer respect voor gezag.”
Hupkens begrijpt dat de studenten bang zijn voor gezagsdragers: “Lokale bazen zijn veel machtiger geworden sinds de democratie. Zij bepalen hoeveel advertenties er in de krant komen en controleren het veiligheidsapparaat dat gerust geweld gebruikt als het daar zin in heeft. Maar kranten redden het financieel niet alleen, een echte onafhankelijke koers is economische zelfmoord.”
Op het moment dat een tweedejaarsstudent meer wil zeggen over de vrije pers wordt hij afgekapt door de directeur en de rest van zijn verhaal wordt door de vertaler afgedaan als: “Hij heeft de vraag niet begrepen”.
Als een andere student op zijn verhaal ingaat, snoert de rector ook haar de mond. De vertaler vertelt dat de studenten niet weten waar ze het over hebben, “Ze zijn nog geen journalist, zij weten niet waar zij over praten”.
Een radio- en televisie studio of niet, volgens de vijf leraren liggen de banen voor het oprapen voor de journalisten in spé, maar dit wordt tegengesproken door de studenten zelf. “Ik ben bang geen baan te krijgen,” zegt Thia, derdejaarsstudente. “Er zijn op de Molukken bijna geen banen en doordat we geen stage lopen kunnen we geen ervaring opdoen.”
De praktijklessen die de Nederlandse studenten gewend zijn, kennen ze hier niet. “We hebben alleen theorielessen, maar die zijn vaak zo saai dat we de helft van de lessen overslaan, vertelt Yono.”
Bij de vraag of de Indonesische journalistieke studenten zich klaar voelen voor het werkveld blijft het dan ook angstig stil.
Na nog geen uur is de rector zichtbaar in verlegenheid gebracht door de kritische woorden van de leerlingen over de kapotte studio’s, de eenzijdige lessen en het gebrek aan praktijkervaring. Hij begint te praten tegen zijn studenten en de sfeer in het lokaal verandert geleidelijk. Aan het eind van zijn praatje beginnen de leerlingen voorzichtig, maar enigszins sceptisch te klappen. “Hij heeft een betere communicatie, meer discussie en praktijklessen beloofd,” legt de vertaler uit. Dat de rector binnen een uur al gezwicht is laat ons denken dat onze aanwezigheid als westerlingen absoluut iets met zijn plotselinge tolerantie te maken heeft.
Eén student weet ons bij het lopen naar de uitgang nog een blaadje in handen te duwen. ‘Critical Campus’ staat erop. Dat is een krant gemaakt door studenten die een kritische mening geven over hun eigen Campus. Hij is één van de weinige studenten die op durft te treden als een kritische journalist. De rest verdwijnt zeer waarschijnlijk in handen van de overheid. Als marionetten, alleen dan beter betaald.