De laatste jaren onderhandelen de EU en Canada over een nieuw handelsverdrag genaamd CETA, Comprehensive Economic and Trade Agreement. Een handelsverdrag lijkt nooit kwaad te kunnen maar vaak zit de duivel bij deze verdragen in de details. Zo staan er in dit verdrag veel provisies die ook in ACTA stonden. ACTA is een handelsverdrag die u zich waarschijnlijk nog goed kunt herinneren. ACTA zou de internetvrijheid een enorme dreun verkopen maar gelukkig werd het verdrag na vele protesten in verschillende Europese landen weggestemd door het Europees Parlement. CETA dreigt echter via de achterdeur de gehate provisies van ACTA toch door te voeren. CETA maakt ook de weg vrij voor corporaties om schaliegas te kunnen winnen in Europa. Het nieuwe energie alternatief volgens vele.
Wat is fracken eigenlijk precies? Hoe wordt de schaliegas gewonnen? Schaliegas zit gevangen tussen schalie- en koolgesteente. Om deze gas te kunnen winnen wordt er onder hoge druk water, zand en giftige stoffen onder hoge druk de grond in gepompt. Onder deze hoge druk kraakt het gesteente en komt het schaliegas vrij. De giftige stoffen komen echter ook in het grondwater terecht waardoor ook veel waterbronnen worden besmet. Het winnen van schaliegas kan dus ook zeer schadelijk voor het milieu en de volksgezondheid zijn.
In het CETA verdrag staan ook clausules die het mogelijk maken voor corporaties om de beslissingen van Europese overheden omtrent schaliegas boringen, ook wel fracken genoemd, aan te vechten. Bepaalde bepalingen in het verdrag zullen de mogelijkheid tot milieu, volksgezondheid of consumentenbescherming regulatie ernstig inperken voor de Europese overheden. Eén van die bepalingen, het zo genoemde “Technical Barriers to Trade and Regulatory Cooperation”, zorgt ervoor dat de Canadese overheid meer invloed krijgt over de besluiten die de Europese overheden nemen in betrekking tot het gemeenschappelijke belang. Zo kan Canada namens de Canadese corporaties de belangen behartigen in Europa en ongunstig beleid voor de corporaties proberen tegen te houden.
Een andere controversiële provisie in het CETA verdrag is de investeerder-overheid geschillen beslechting. Door deze provisie is het mogelijk voor corporaties om beslissingen van Europese overheden om schaliegas boringen te verbieden of uit te stellen aan te vechten. Deze zaak zal dan voorkomen bij een private investeringsarbitrage. Dus buiten het reguliere rechtssysteem van de Europese landen om. De corporaties kunnen compensatie eisen voor het feit dat zij geen schaliegas kunnen winnen. Als een Europees land dus besluit om af te zien van schaliegas boringen kan de corporatie een schadeclaim neerleggen bij de overheid voor bedorven inkomsten, hierdoor is het investeerdersrisico van de corporaties de facto nul en mag de belastingbetaler opdraaien voor mogelijke kosten. Zelfs als de overheid na lang procederen wint en geen compensatie hoeft te betalen zal de overheid nog steeds moeten opdraaien voor de proceskosten.
Een voorbeeld van wat de Europese landen te wachten staat is te vinden in Canada. De Canadese provincie Quebec besloot in 2012 om de schaliegas boringen op te schorten totdat een speciale onderzoekscommissie had onderzocht wat het effect van het fracken op de het grondwater zou hebben. Dit werd besloten onder publieke druk van de bewoners van Quebec. Lone Pine Resources Inc. besloot zich hierop te beroepen op de investeerdersrechten clausule van NAFTA, een Noord Amerikaans handelsverdrag, en 250 miljoen dollar compensatie te eisen van Quebec.
Lone Pine claimt dat het uitstellen van de schaliegas boringen door de overheid van Quebec een arbitraire en illegale intrekking is van het recht om olie en gas te mogen winnen. De belangen van de corporatie prevaleren dus boven de democratische belangen. Als de gemeenschap tegen schaliegaswinning is moeten zij dus ook degene zijn die de corporaties compenseren voor de misgelopen inkomsten.
Het blijft echter niet alleen bij het kunnen aanvechten van een verbod of voorlopige opschorting van het schaliegas winnen. Corporaties kunnen ook regulatie omtrent de volksgezondheid, milieu en consumentenbescherming aanvechten bij de investeringsarbitrage. Als regulatie de winst van de corporaties dreigt te verminderen mogen diezelfde corporaties daarvoor compensatie eisen.
Dit zou dan onder “indirecte onteigening” vallen. Onder indirecte onteigening wordt elke regulatie, wet of beleid verstaan van een overheid die de winstgevendheid van een bedrijf in het geding kan brengen. Sinds elke overheidsmaatregel wel effect heeft op de winstgevendheid van een bedrijf kan dus bijna elke overheidsmaatregel worden aangevochten en compensatie voor geëist worden.
Canada wil door de slechte ervaringen met NAFTA uitzonderingen voor regulatie die de publieke welvaart aangaat zoals volksgezondheid, veiligheid en het milieu. Canada wil dus niet voldoen aan de provisie van indirecte onteigening maar de EU wil hier wel aan voldoen. De EU wil het beleid dat publieke welvaart aangaat toetsen aan een “noodzakelijkheid” en “effectiviteit” test. Dit zou betekenen dat de bewijslast bij de verschillende overheden komt te liggen voor elke maatregel die het fracken kan beïnvloeden.
Daarnaast moeten bedrijven ook een “eerlijke en rechtvaardige behandeling” krijgen. Deze clausule is echter zo vaag dat dit zeer breed interpretabel is en aangezien private arbitrages vaak in het voordeel oordelen van de corporaties lijkt de weg vrij gemaakt te worden voor riante compensaties voor de schaliegas winnende corporaties. Deze clausule wordt ook in al de recente NAFTA claims tegen Canada aangehaald. Canada wil dus een engere definitie hanteren voor deze clausule maar de EU is voor de brede definitie, vooral op aandringen van Nederland en Duitsland.
Volgens de provisies in CETA hebben de corporaties het god gegeven recht om winst te maken en voor al de overheidsmaatregelen die de winstmaximalisatie verstoren moet een compensatie tegenover staan. Dit werpt een enorme drempel op voor overheden om enige regulatie te implementeren omtrent schaliegas winning. Als dit gepoogd wordt kan daar een enorme schadeclaim tegenover staan. Dit verdrag zou de overheden dus vleugellam kunnen maken en milieu- en volksgezondheidsregulatie ontmoedigen.
Het bedreigt ook de democratische legitimiteit van het economisch beleid omdat de corporate belangen lijken te prevaleren boven de publieke belangen van de bevolking. De corporaties mogen ongegeneerd het milieu vervuilen en de neveneffecten van die vervuiling zal gedragen moeten worden door de bevolking. Dit soort handelsverdragen vliegen vaak onder de radar door omdat het op Europees niveau wordt behandeld en er weinig media-aandacht voor is. Het is echter belangrijk om de onderhandelingen over CETA nauwlettend in de gaten te blijven houden.