Bericht uit Egypte

08-05-2013 19:00

Kopten in Egypte vieren niet alleen Kerst op een andere datum, ook Pasen valt later in het jaar dan in het Westen. Het feest levert een paar vrije dagen op, dus heel Cairo gaat er massaal een lang weekend tussenuit. Ik vertrek met een club vrienden een paar dagen naar Nuweiba en Dahab, twee plaatsjes aan de kust in de Sinai woestijn.

De Sinai is bezaaid met checkpoints, vanwege de vermeende precaire veiligheidssituatie en de levendige smokkel in wapens, drugs en god weet wat nog meer. De checkpoints worden bemand door zowel de politie als het leger. De meeste checkpoints bestaan uit niet meer dan een wachthuisje en een klein kantoortje voor het personeel.

Na een paar uur rijden komen we bij het laatste checkpoint aan voor de woestijn echt begint. Een dienstplichtige zit op een tank foto’s van zichzelf te maken met zijn telefoon. Leuk voor het thuisfront. Egyptenaren mogen hier doorrijden, maar buitenlanders moeten in convooi de woestijn in.

Mores

Er worden bijna wekelijks mensen gekidnapt in de Sinai, maar toe nu toe loopt het altijd goed af. ‘Wij hebben onze eigen wetten, buiten die van de staat om. Wij hebben de mores binnen onze stammen. Ze zullen nooit iemand kidnappen die bij een bedoeine in de auto zit’, legt onze chauffeur uit. ‘Dan hebben ze de poppen namelijk aan het dansen.’

Ondanks dat onze chauffeur een bedoeine is, mogen we niet doorrijden en moeten we met een convooi mee. De eerstvolgende vertrekt over ruim een uur. Na een uur of wat is het convooi klaar voor vertrek. Enthousiast stappen we in de auto, maar deze wil niet starten, ook niet na dertig keer proberen. We stappen allemaal weer uit.

Er staan inmiddels acht man rond de auto, maar geen een weet het voertuig aan de praat te krijgen. Het convooi wacht nog tien minuten, maar onze auto wil nog steeds niet, dus ze vertrekken zonder ons. Ik baal dat ik mijn plaatsje in de andere auto afgestaan heb, omdat een meisje per se naast een bepaald iemand wilde zitten. Sip zwaaien we de anderen uit.

Stoel

Mijn ontbijt valt slecht en ik voel me belabberd. Een agent biedt me een stoel aan in de schaduw, tussen twee politiewagens in. Ik zit aan het begin van het checkpoint, nog voor de eerste controlepost. Ik krijg veel verbaasde blikken uit aankomende auto’s, een enkeling zwaait. Een buitenlander opent zijn autoraampje en biedt mij zijn paspoort aan, klaarblijkelijk in de veronderstelling dat ik het checkpoint ben.

Ondertussen heeft de chauffeur de benzinepomp uit de auto gesloopt. Hij staat er met een lichtelijk verdwaasde blik naar te kijken met de handleiding van de auto in zijn hand. We beginnen langzaam maar zeker aan een plan B te denken. Verder dan ‘liften en hopen dat we allemaal op dezelfde eindbestemming uitkomen’ komen we niet.

Toilet

Wachten is al niet leuk, wachten midden in de woestijn, op het heetst van de dag, zonder schaduw, sanitaire voorzieningen, eten en beperkt drinkwater is al helemaal niet leuk. We krijgen een paar stukjes sinaasappel van een van de militairen. Ik hoor mensen klagen dat ze al een uur staan te wachten. Wij staan er inmiddels ruim vier uur. Ik heb zeer dringend behoefte aan een toilet, dus ik vraag aan een agent of er ergens een wc is. Hij kijkt nogal bedenkelijk, maar gebaart dan dat ik mee kan komen.

Ik loop achter hem aan de barak van de bij het checkpoint gestationeerde militairen in. Dit is waar Egyptische dienstplichtigen die hier geplaatst worden minimaal drie maanden verblijven. Aaneengesloten, zonder tussendoor naar huis te mogen.

Gat

Ik werp een blik in de slaapzaal, die te smerig voor woorden is. De flinterdunne matrasjes en gammele stapelbedden zijn niet anders te omschrijven dan troosteloos. Ik dank mijn genen voor mijn slechte neus. Iedereen moet de badkamer verlaten voordat ik er in mag. De wc – zo een met een gat in de grond en verder niks – wordt wel nog speciaal voor mij ‘schoongemaakt’: de agent die me naar binnen gebracht heeft kiepert twee emmers water naar binnen voor ik er in mag.

Echt heel goor is het niet, de gemiddelde wc bij een cafe in downtown Cairo is viezer. Ik doe er blijkbaar wat te lang naar hun zin over, want na een minuut wordt er al gevraagd of ik op kan schieten (‘hee meid, schiet eens op!’) en weer tien seconden later probeert iemand de deur open te doen (een slot is er uiteraard niet).

Op de weg terug naar buiten staan er nog meer militairen aapjes te kijken. De tamtam heeft duidelijk zijn werk gedaan: er is een vrouw in het gebouw! De tweede van de dag al, want mijn medepassagiere is hier een half uurtje voor me naar de wc geweest. Als ik terugkom bij de auto blijkt deze wonder boven wonder gemaakt en word ik gemaand in te stappen. Volgens onze chauffeur mogen we nu zonder convooi wegrijden. Althans, dat heeft een of andere officier hem verteld.

De militair die bij het laatste controlepost van het checkpoint staat is het daar echter niet mee eens en we worden weer teruggestuurd, onder luid gevloek en gescheld van onze chauffeur.

Benzine

Het volgende convooi staat gepland om over een krap half uur te vertrekken. Een uur later zijn we nog steeds niet weg. Iemand gaat vragen wat er aan de hand is. ‘De wagen die het convooi moet leiden heeft geen benzine meer’, weet iemand. ‘Dit is zo bizar dat ik er eigenlijk alleen maar om kan lachen’, zegt een van mijn medepassagiers. We vergaan ondertussen van de honger want al ons eten is op. Waarom er hier nergens drinkwater of eten verkocht wordt is me een raadsel.

Mensen zijn het nu wel beu, en veel gaan verhaal halen bij de ‘agenten in burger’ (mannen in korte broek met een doorgeladen kalashnikov om hun nek) en de militairen.

Nog eens een half uur later rijden we eindelijk weg. Of er benzine gehaald is, of dat er een andere pantserwagen aan te pas is gekomen om het convooi te leiden is onduidelijk. We hebben in totaal meer dan zes uur bij het checkpoint gestaan. De stoom komt bij onze chauffeur uit zijn oren. Hij zou niets liever doen dan het convooi achterlaten en doorrijden, maar de militairen hebben zijn rijbewijs nog.

Bij de eerste gezamelijke stop staat hij te lullen als brugman om zijn rijbewijs terug te krijgen, iets wat het wonderlijk genoeg lukt. Zonder op de rest van het convooi te wachten scheuren we plankgas weg, verder de woestijn in, op weg naar onze vakantie.

Journaliste en fotografe Ester Meerman schrijft vanuit Egypte voor De Buitenlandredactie en ThePostOnline. Zij blogt al in het Engels op Stories from Cairo. Volg haar op Twitter: @estermeerman.