Ik zag ze voor het eerst op het vliegveld. Ze stapten samen uit een taxi. Een oude man en een oude vrouw – een echtpaar, ik schat rond de 70 jaar oud – op weg naar huis na een vakantie. Mijn taxi stopte in hun buurt en mijn nieuwsgierigheid dwong mij hen te volgen. Ze leken te worstelen met alles dat op hun pad kwam.
Het begon op de stoep. De man had een discussie met de taxichauffeur: het leek een woordenwisseling uit onbegrip. Aangezien ze zich beide niet in de taal van de ander konden uitdrukken, waren ze maar op schreeuwen overgegaan. De vrouw stond intussen ongeduldig en enigszins beschaamd klaar om haar enorme koffers in de handen van haar echtgenoot te kunnen duwen.
In de aankomsthal ging het door. Hun wanhoop uitte zich in eerste instantie door drie meter voor de ingang stil te blijven staan – op zoek naar het een of het ander – waardoor al gelijk de eerste opstopping veroorzaakt werd. Het was een komisch gezicht: de oude man met zonnebril en hoed nog op, zijn vrouw enigszins opgejaagd naast de grote koffers, aan alle kanten omsingeld door reizigers die gehaast naar binnen liepen.
Het inchecken ging mis. Wel drie keer. Eerst bij de doe-het-zelf-machine, die toch niet zo doe-het-zelf voor de man bleek te zijn. Daarna bij het afgeven van de koffers. Ze waren te zwaar. Er moest worden betaald. Daarvoor was een pas vereist met bijbehorende pincode, die helaas niet direct gevonden was. Tot slot bij de veiligheidscontrole, waar de oude vrouw haar te grote flesjes parfum moest inleveren en de man op de grond moest gaan zitten om zijn schoenen uit te doen.
Ook daarna hield ik ze in de gaten. We zaten in hetzelfde vliegtuig. Van een vriendelijke stewardess kreeg het echtpaar een drankje aangeboden, maar de lol was er voor hen al vanaf: mopperend namen ze het aan. Tijdens de vlucht en ook daarna – tot aan het ophalen van hun bagage – leken ze zich samen te willen verbergen achter hun koffers, die als een muur om hen heen stonden. Het verbergen had echter geen zin: ze vielen op als twee bange kleuters in een zee vol haaien.
Ze waren vreemden in de wereld om hen heen. Ooit was die nog wel van hun. Toen alles nog simpel, begrijpelijk en makkelijk te typeren was. Maar wat doe je wanneer het herkenbare onherkenbaar wordt en je je grip op je omgeving verloren lijkt te zijn? Als de informatie die normaal zo simpel kon worden opgeslagen in je hoofd, enkel nog te vinden is op honderden onbegrijpelijke schermen? Ze moeten het gevoel hebben gehad dat ze door de tijd waren ingehaald.
Bij mij ging het allemaal vanzelf. Met een minimum aan handelingen zweefde ik van taxi naar vliegtuig. Intussen whats-appte ik met mijn vrienden, grapte ik op Twitter en beantwoordde ik een e-mail. Ik las een boek en speelde een spel op mijn iPad. Zonder het te merken gaf ik mijn aandacht aan al die constant aanwezige kleine verleidingen die mijn leven beheersten en die zo vanzelfsprekend leken dat ik niet langer doorhad dat ik niet meer zonder ze kon. En ik dacht aan de oude mensen. Hoe moeilijk zij het hadden met alles dat voor mij zo vanzelfsprekend leek. En wat hun worsteling met alles om hen heen in feite betekende: dat de wereld vroeger zo heerlijk ongecompliceerd moet zijn geweest.
Mark Thiessen ziet soms dingen en probeert daarover te schrijven.