Sinds de financiële crisis van 2008 zijn verschillende landen en diens banken in de problemen gekomen. De crisis ontstond in de VS met de val van Lehman Brothers en veel Europese politici dachten dat de crisis vooral van Angelsaksische makelij was en dat de crisis wel aan ons voorbij zou trekken, zoals toenmalig minister van financiën Bos dat stelde tijdens Prinsjesdag in 2008. Totdat in 2010 bekend werd dat de Griekse begrotingstekort van 2009 12,7% bedroeg.
Dit bleek een grove inschattingsfout van Bos en andere Europese politici. Willem van Middelkoop haalde dat nog eens aan toen Bos de ING van de ondergang moest redden. De financiële crisis van 2008 bleef dus ook niet alleen binnen de Amerikaanse landsgrenzen omdat het wereldwijde financiële systeem totaal in elkaar vervlochten is en landsgrenzen geen barrières meer vormen voor financiële besmetting. De crisis legde vooral de kwetsbaarheid van de Eurozone bloot zoals Europa later zou merken.
De Eurocrisis ontstond niet alleen door het uitbreken van de financiële crisis in 2008. De scheurtjes zaten al in de dam maar de schok die de financiële crisis te weeg bracht zorgde ervoor dat de dam daadwerkelijk doorbrak en Europa in een economische malaise stortte. Met 25% werkloosheid en zelfs 50% jeugdwerkloosheid in Spanje en de totale chaos en ontsporing van de Griekse maatschappij tot gevolg.
Deze ontwikkelingen in Griekenland leiden zelfs tot de wederopstanding van het fascisme. De Gouden Dageraad wint aan populariteit en door de knokploegen van de Gouden Dageraad zijn immigranten hun leven niet meer zeker. De parallellen tussen Griekenland en Weimar Duitsland, als fragiele democratieën die verscheurd worden door een economische crisis zijn aanwezig.
De enorme financiële crisis en de bijkomende harde bezuinigingen lijken de crisis in de jaren alleen maar te hebben verergerd. Maar waar komt deze zwakte van de Eurozone dan vandaan en waarom is het ESM nodig om Europa uit de crisis te helpen? Waarom bleek de Eurozone zo zwak te zijn na een shock op de mondiale markt? Al deze vragen zullen gepoogd beantwoordt te worden in dit artikel.
Om deze vragen te beantwoorden moeten we terug gaan tot na de Tweede Wereld Oorlog. De gruwelen van deze oorlog zorgde ervoor dat er in Europa het besef kwam dat constante oorlogen het continent niet vooruit hielpen. Vooral Groot-Brittannië wilde de Duitsers en Fransen aan tafel krijgen om een houdbare vrede te kunnen sluiten. Tijdens dit prille begin van vrede ontstond ook de wens voor een federaal Europa.
De eerste stap naar een duurzame vrede in Europa was de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op 18 april 1951. Het verdrag tot oprichting van de EGKS werd in Parijs ondertekend en het was op 23 juli 1952 van kracht. Het idee was dat de landen economisch afhankelijk van elkaar zouden worden en een welvarende handel het zoeken van een militair conflict zou ontmoedigen. De landen die zich aan dit Europese verdrag verbonden waren Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg.
Op 25 maart 1957 werd de Europese samenwerking uitgebreid met de ondertekening van het verdrag van Rome. Met het verdrag werd de Europese Economsiche Gemeenschap (EEG) gesticht en het verdrag van Rome en daarmee de EEG, ging op 1 januari 1958 in. De EEG zorgde voor een verdere economische integratie van Europa met als doel een economische afhankelijkheid tussen de landen te creëren. Het idee van de handel won het van die van het conflict. Een nieuw groot Europees conflict, dat nooit meer was de gedachte. Deze gedachte is ook een sterke motivator geweest voor een verenigd Europa.
De EGKS en EEG waren de voorlopers van de Europese Unie zoals wij die nu kennen. In 1992 werden in Maastricht de voorbereidingen getroffen voor de Europese Monetaire Unie. De ondertekening van het verdrag, op 7 februari 1992, zorgde ook voor een verdere politieke unie van Europa. De Europese Unie (EU) ontstond toen het verdrag van Maastricht op 1 november 1993 inging. In Maastricht werd dus ook besloten om een nieuwe Europese munt, de euro, te introduceren om zo de Europese markt verder te kunnen integreren en de barrières voor de vrijhandel op te heffen.
Het idee van één Europese munt speelde al sinds het ondertekenen van het verdrag van Rome in 1957 maar werd echt expliciet door de presentatie van de Premier van Luxemburg in 1970. Pierre Werner introduceerde het idee van één Europese valuta. Het Werner plan streefde naar economische en monetaire unie in 1980. Het tijdschema bleek te ambitieus te zijn maar het plan werd door Jacques Delors nieuw leven in geblazen. Het plan van Delors zou later ook bij het verdrag van Maastricht vastgelegd worden en op die manier is uiteindelijk de euro ontstaan. In 2002 was het zover, één Europese valuta voor 17 verschillende Europese landen.
Deze 17 verschillende landen kenden echter wel 17 verschillende economieën en vooral de economieën van het Noorden en het Zuiden van de Eurozone waren niet met elkaar te vergelijken. Door het ontstaan van de Euro werd het echter onmogelijk voor de 17 eurolanden om nog een soeverein monetaire beleid te voeren. Dit wordt in de economie ook wel “the impossible trinity” genoemd.
De ‘onmogelijke driehoek’ leert ons dat het onmogelijk is om tegelijkertijd een vaste wisselkoers aan te houden, vrij kapitaalverkeer mogelijk te maken en soevereiniteit te behouden over het eigen monetaire beleid. In het geval van de Eurozone wil men zowel de wisselkoers van de Euro controleren als vrij verkeer van kapitaal garanderen binnen de Eurozone. Dit betekend dat het voor de landen onmogelijk is geworden om een eigen monetair beleid te bedrijven.
Dit zorgde er dus voor dat sterke West- en Noord-Europese economieën binnen één markt met één vaste munt konden concurreren met de zwakke Zuid- en Oost-Europese economieën. In het verleden devalueerde men in Zuid- en Oost-Europa gewoon hun munt als het handelstekort te groot werd. Hierdoor werden de eigen producten goedkoper en steeg de export omdat de goedkopere producten aantrekkelijker waren voor het buitenland.
Nu men zelf geen monetaire beleid meer kan bedrijven heeft dat gevolgen voor het handelstekort van de Zuid- en Oost-Europese landen, die enorm is opgelopen. Maar dit betekent ook dat als er in de Zuid- en Oost-Europese landen een handelstekort is dat de er in West- en Noord-Europese landen een handelsoverschot ontstaat. De zwakkere Zuid- en Oost-Europese economieën kunnen natuurlijk onmogelijk concurreren met de sterkere West- en Noord-Europese economieën en diens betere exportproducten.
Omdat het devalueren van de valuta niet meer mogelijk is kan men de eigen producten ook niet meer aantrekkelijker maken voor de buitenlandse markt. Hierdoor ontstaat er een evenwicht waarbij de Zuid- en Oost-Europese landen meer importeren dan exporteren en visa versa. Het heeft dus niks te maken met koopzieke maatschappijen die boven hun stand leven, dit is gewoon het gevolg van het Europese monetaire beleid.
(Bron: Eurostat)
Door deze enorme handelstekorten was er nog maar een kleine marge voor de Zuid- en Oost-Europese landen om zich aan de 3% norm te houden. Het huidige beleid om de begrotingstekort terug te drijven lijkt dus ook meer op symptoom bestrijding want het werkelijke probleem zit hem in de enorme verschillen tussen de handelsbalansen. Je kunt de klok er op gelijk zetten dat totaal verschillende Europese economieën in één monetaire unie verenigen uiteindelijk zal leiden tot grote economische problemen.
Een monetaire unie stichten zonder een politieke unie lijkt op economische zelfmoord. Het gaat goed als het economische klimaat stabiel en welvarend is zoals van 2002 tot aan 2008. Maar nu dat er een enorme economische crisis is in Europa blijkt men geen centraal punt te hebben waar eenduidig economische en monetaire beslissingen kunnen worden genomen.
Daarnaast werd er in 2003 ook door Duitsland en Frankrijk afgestapt van de strikte naleving van de 3% begrotingstekortnorm. Jean-Claude Trichet, ex-president van de ECB, waarschuwde vooral de Franse politici voor deze beleidskeuze. Binnen een monetaire unie moet er minimaal een kader zijn en regels zijn die worden nageleefd en gerespecteerd.
Het idee van de federalisten in Maastricht was dan ook dat na het invoeren van een monetaire unie een politieke unie vanzelf zou volgen. Met de oprichting van het ESM en meer bevoegdheid voor de Europese Commissie om er op toe te zien dat de Eurolanden zich wel degelijk aan hun begrotingstekortnorm van 3% houden lijkt deze Europese politieke unie gestalte te krijgen. Al is dat volgens sommige, zoals oud minister van financiën van Duitsland Wolfgang Schäuble, niet genoeg en is er een centrale Europese regering nodig om de crisis aan te kunnen pakken.
De Euro was vanaf het begin al een monetaire project dat gedoemd was te mislukken. Als je een monetaire unie wilt instellen heb je eerst een politieke unie nodig. Het eerst invoeren van een monetaire unie zonder een politieke unie is een recept voor een economische ramp. Het lijkt er ook op dat de Europese federalisten gewacht hebben op een crisis om hun oplossing, een centraal geleid Europa, er door te drukken. Met de extra bevoegdheden voor de Europese Commissie en de oprichting van het ESM lijkt deze centralisatie van Europa in gang te zijn gezet.
Maar de focus van zowel de EC als het ESM op de begrotingsdiscipline terwijl het achterliggende probleem en de etterende wond, het handelsbalans, niet wordt aangepakt baart grote zorgen. Niet alleen de euro maar ook de crisisbestrijding draait uit op een enorm debacle en zolang men het daadwerkelijke probleem niet onder ogen wil zien zal deze symptoombestrijding alleen maar leiden tot een onvermijdelijke opsplitsing van Europa. Want de Troika is als het amputeren van een been terwijl er een infectie in de arm zit.