Het is 2013 en er probeert iemand Google nog even wat duiding te geven. En dan met zo’n kop boven het stuk. Beetje laat hè?
Toch is het aardig om de rol van ’s werelds machtigste invloed op je dagelijkse leven online nog eens op de digitale koffietafel te gooien. Vooral nu er steeds meer duidelijk wordt over de verwerking van informatie in onze hersenen, ons geheugen, en de impact van Google (deels als metafoor voor internet an sich) op dat geheugen. Want het nut van het wereldwijde web als gereedschap, eindeloze bron van informatie en sociaal bindmiddel voor de netwerkgeneratie is wijdverspreid beloftoeterd – maar de keerzijde is relatief onderbelicht. Terwijl de structuur van onze hersenen en onlosmakelijk daaraan verbonden onze identiteit aan (dreigende) verandering onderhevig is.
De invloed van de verregaande digitalisering van ons bestaan is net zo grenzeloos als die digitalisering zelf. Zoals het duiding betaamt, moeten we dat eerst in een historisch perspectief plaatsen. Zo was er ooit een tijd zonder ‘tijd’; klokken bestonden niet, daily life werd grofweg ingedeeld op basis van licht en donker, en De Mensen waren blij. Toen bedacht deze of gene onverlaat de zonnewijzer om de dag wat specifieker in te kunnen delen. Vervolgens de kerkklok, die hele dorpen aan een structurele(re) dagindeling ketende, en uiteindelijk het polshorloge, dat als tikkend en altijd aanwezig scheidsrechtertje de individuele productiviteit in de gaten hield (geleefd worden door je technologische bezittingen is geen 21ste eeuws unicum).
Vooruitgang denderde vooruit. De ploeg en het kompas. De microscoop en de versterker. Anticonceptie en de straaljager. Steeds werd het leven rigiderderder, en gecontroleerder. Aan de intellectuele zijde is de tijdlijn van ontwikkelingen een soort van over eeuwen uitgespreide samenvatting van de opmars van de computer en het internet: de abacus en het rekenliniaal, de sextant en de wereldbol, het boek en de krant, de school en de bibliotheek… We hebben nu met die computer en dat internet alles in één, en verbinden ons er vrijwel onophoudelijk aan – ingeplugd thuis en op kantoor, draadloos everywhere else.
In onze terechte liefde voor de interwebs en haar onuitputtelijke bron van informatie, interactie en kattenfoto’s willen we nog wel eens verblind worden voor de eerdergenoemde keerzijde: het effect van onze steeds verdergaande overgave aan dat internet – met name op onze cognitieve inspanningen.
Zo toont onderzoek na onderzoek aan dat de metafoor van de hersenen als computer met hard drive niet juist is. Een systeem dat er voor een vlotter handelen wel bij vaart wanneer je een deel van de bijbehorende opslagcapaciteit over kunt dragen aan een extern geheugen (lees: internet), dat horen we graag. Onthouden? Daar hebben we internet toch voor? Google, bitch. YOLO! Je hersenen zijn en werken echter organisch, en maken en breken non-stop interactieve verbindingen die een binaire wereld van enen en nullen te buiten gaan. Drastische langetermijneffecten van dat consequent uitbesteden van je herinneringen aan de schier eindeloze archieven die de zoekmachine aanboort worden genegeerd. Denken en tot nieuwe inzichten komen is niet het extragratis online ophalen van informatie en copy/pasten waar nodig. Het is het proces van het opslaan en situationeel benutten van die informatie zelf.
Dat denken, omzetten van gedachten naar opslag voor de lange termijn en het zinvol interpreteren van en doorberedeneren op die tot je genomen data wordt echter aan de lopende band onder de voet gelopen door onze virtuele omgeving. Want probeer [*DING*] je maar eens [*BLEEP*) te concentreren wanneer [*DINGDING*] al je elektronische [*MAIL, MOTHERFUCKER!*] ‘hulpmiddelen’ er vrijwel [*FLAAAAAP*] onophoudelijk met je aandacht en concentratie vandoor gaan. Case in point: filmpje.
De oprichters van het altijd welwillende Google hebben als openbare missie alle informatie ter wereld overzichtelijk en georganiseerd te bundelen. De schatten. Google Will Hunting, met Will als de alwetende Google, die nooit buiten z’n eigen comfortzone is geweest om verbanden in eigen persoon te leggen, maar alle input en kennis machinaal verwerkt en interpreteert. De altijd aanwezige en benaderbare bron van informatie is funest voor persoonlijke ontwikkeling. Die op zijn beurt doorwerkt op collectieve ontwikkeling – lees: culturele manifestaties.
“Culture is more than the aggregate of what Google describes as “the world’s information”. It’s more than what can be reduced to binary code and uploaded onto the Net. To remain vital, culture must be renewed in the minds of the members of every generation. Outsource memory, and culture withers.”
– Nicholas Carr
Uiteindelijk zal Google eindbaas worden – voor zover we daar niet al zijn. Of dat in een goedgezinde (want in hun missie uitgesproken goedbedoelde) capaciteit is, of het hele zaakje zijn onvermijdelijk Skynetachtige wending nog wel zal krijgen – waarbij we overmeesterd worden door onze eigen vooruitgang – , is er een voor de toekomstige geschiedenisboeken. Want dat ook de incrementele totaalheerschappij van het megalomane internetrijk inherent eindig is, daar kunnen de Perzen, de Romeinen en de Ottomanen nog wel een boekje over opendoen. Gewoon even googelen. Tot die tijd doen we er waarschijnlijk goed aan de Airplane Modus van onze vrijwel onafgebroken verbinding met het digitale wat vaker te omarmen.
Bovenstaande is een verkapte recensie dan wel schaamteloze samenvatting van Nicholas Carr – The Shallows: What the internet is doing to our brains. Ideeën en hun impact met dank aan de auteur en zijn bronnen, ondergetekende is slechts een doorgeefluik met internetverbinding en een betreurenswaardig want dagelijkse afbrokkelend cognitief vermogen en dito tanende eigen wil en concentratievermogen. Hey – een berichtje!