Vlak voordat je wegging, zei je tegen mij, dat je er altijd zou zijn. En ik vroeg mij af waar dat dan was, want ik zie je nu al een tijdje niet meer. En ik, als je mij zoekt, ben ik in een bruin café, drink mijzelf schadevrij zodat ik een keer niet denk; ik en jij.
Op bierviltjes teken ik eindeloos jouw gezicht, een goedbedoelde knik van het meisje achter de bar. Ik moet maar eens gaan, ja het is tijd om te vertrekken. Maar eerst je gezicht afmaken, want deze is verpest
Moederziel alleen ben ik zonder jou altijd al geweest. Ik leef mijn leven in het verhaal dat ik zelf heb geschreven, de muren die ik zelf heb beschreven met een raam links bovenin.
En ik herinner mij de tijd dat je mij vertelde wat liefde was. Het aanraken van elkaars lichamen was niet genoeg, je wilde dieper, dichterbij, mijn allerdiepste gevoelens vasthouden. Mijn hoofd openzagen, zodat je naast mijn gevoelens ook mijn gedachten zag. Overgave, net als bij een hevige vrijpartij, alle kleren uit. In volledige naaktheid de andere naaktheid zo dicht mogelijk tegen je aan drukken en zeggen, nu zijn wij, wij.
En dat was zeker gelukt. Je drukte zelfs mijn hart uit zijn kas en ik gaf het maar al te graag aan jou, ik wist niet hoe snel ik het geven moest. En toen ik het kwijt was, mijn mooie hart, ontmoette ik een vrouw, ze leek op jou. Ze wist hoe jij was en hoe je kon zijn. Vreselijk, onuitstaanbaar en prachtig tegelijk. Ze vertelde mij dat ik moest gaan, moest gaan naar jou en als ik het kon moest blijven, maar niet zonder hoofd,
want bloeden zal je.
Rosa van den Driesche schrijft iedere week Proza van Rosa. Ze twittert daarnaast ook.