Het zal u niet ontgaan zijn: de aanloop naar de Iraanse presidentsverkiezingen is begonnen. Op 14 juni kunnen de Iraniërs naar de stembussen gaan om een nieuwe president te kiezen die de welbekende Mahmoud Ahmadinejad zal vervangen. Met de betwiste verkiezingen van 2009 (zie ook hier en hier) nog vers in het geheugen kijkt de gehele wereld gespannen toe naar de ontwikkelingen in het geopolitiek zo belangrijke land.
Na acht lange jaren Ahmadinejad hoopt men vurig op een meer gematigde vervanger. Iemand die potentieel meer ruimte creëert voor een oplossing van de nucleaire kwestie, meer politieke openheid biedt en zich minder ‘onwelwillend en vijandig‘ opstelt tegenover de ‘internationale gemeenschap’ (wat dat ook moge zijn).
Het zal u niet ontgaan zijn: de aanloop naar de Iraanse presidentsverkiezingen is begonnen. Op 14 juni kunnen de Iraniërs naar de stembussen gaan om een nieuwe president te kiezen die de welbekende Mahmoud Ahmadinejad zal vervangen. Met de betwiste verkiezingen van 2009 (zie ook hier en hier) nog vers in het geheugen kijkt de gehele wereld gespannen toe naar de ontwikkelingen in het geopolitiek zo belangrijke land.
Na acht lange jaren Ahmadinejad hoopt men vurig op een meer gematigde vervanger. Iemand die potentieel meer ruimte creëert voor een oplossing van de nucleaire kwestie, meer politieke openheid biedt en zich minder ‘onwelwillend en vijandig‘ opstelt tegenover de ‘internationale gemeenschap’ (wat dat ook moge zijn).
De hoop was dan ook gevestigd op de pragmatist Akbar Hashemi Rafsanjani, die eerder president was tussen 1989 en 1997 en geldt als één van de machtigste en rijkste mannen van Iran. In de laatste minuten van de registratieperiode meldde Rafsanjani zich op 11 mei aan als kandidaat. Nu hij echter is gediskwalificeerd en, net als Ahmadinejads bondgenootEsfandiar Rahim Mashaei, dus niet mag meedoen aan de verkiezingen, is er niet alleen door Iraniërs (terecht) fel gereageerd, maar ook door Westerse landen.
Zo was er direct weer het vingertje van de Amerikanen die het regime in Iran bekritiseerde voor de ondemocratische keuze de twee kandidaten (maar vooral Rafsanjani) te diskwalificeren. Veel meer dan de ondemocratische aard van dat besluit was de reden voor frustratie echter het besef dat het de favoriet van het Westen was die door de beslissing van het regime werd getroffen. De vraag is echter of de hoop die men in het Westen op Rafsanjani heeft gevestigd wel zo terecht is.
Het politieke systeem van Iran is uniek in de wereld. Na de Islamitische Revolutie van 1979, toen Ruhollah Mostafavi Musavi Khomeini aan de macht kwam als Opperste Leider, kreeg Iran een nieuwe grondwet. Die grondwet is een mengvorm van (uit de Franse constituties afkomstige) republikeinse en theocratische elementen. Hieronder is het daaruit voortvloeiende politieke systeem schematisch weergegeven.
Aan het hoofd staat de Opperste Leider, momenteel Ali Hosseini Khamenei (ook opFacebook), die zowel de hoogste religieuze als politieke autoriteit is van het land. De opperste leider is dus nadrukkelijk machtiger dan de president en bepaalt onder andere wie benoemd worden op hoge posities binnen de krijgsmacht en andere overheidsorganisaties.
Ook heeft hij uiteindelijk de zeggenschap over onder andere de krijgsmacht, het buitenlands beleid en – belangrijk voor het Westen – het nucleaire dossier. De opperste leider wordt benoemd door de Assembly of Experts, die momenteel bestaat uit 86 leden die iedere 8 jaar worden gekozen door het volk. In theorie kan dit orgaan de opperste leider ook afzetten.
De president wordt eveneens gekozen door het volk, maar – en dat is belangrijk – niet iedereen mag zomaar meedoen aan die verkiezingen. Iran kent namelijk een Raad van Hoeders (Guardian Council) die bepaalt wie van de geregistreerde kandidaten uiteindelijk mogen meedingen naar de positie van president. De Raad bestaat uit 12 leden, waarvan zes worden gekozen door de Opperste Leider en zes door het Parlement (Majlis).
Tussen 7 en 11 mei jongstleden registreerden zich een kleine 700 kandidaten voor de presidentsverkiezingen van dit jaar. Daaronder ook de genoemde Rafsanjani en Mashaei. Nadat de Raad van Hoeders zich over die registraties had gebogen kwam op 21 mei het bericht dat uiteindelijk 8 kandidaten gekwalificeerd zijn om mee te doen aan de uiteindelijke verkiezingen op 14 juni. De overige honderden geregistreerden (‘hopefulls’) – waaronder een dertigtal vrouwen, Rafsanjani en Mashaei – zijn om verschillende redenen uitgesloten van deelname.
Over die redenen wordt meestal vaag gedaan: over het uitsluiten van alle vrouwen zei een lid van de Raad van Hoeders, Mohammad Yazdi, dat de wet vrouwelijke kandidaten niet toestaat. In de grondwet staat daarover echter niets genoemd.
Over de diskwalificatie van Rafsanjani en Mashaei werd nog minder uitleg gegeven, behalve dat Rafsanjani (78) te oud – en daardoor niet fit genoeg – zou zijn om de taken van president op zich te nemen. Een curieus argument als men bedenkt dat het hoofd van de Raad van Hoeders, Ahmad Jannati, zelf 86 jaar is en de vorige Opperste Leider, Khomeini, zetelde tot zijn dood op 87 jarige leeftijd.
Uiteraard heeft leeftijd dan ook weinig te maken met de diskwalificaties. De Raad van Hoeders weert kandidaten die niet loyaal genoeg zijn aan de Opperste Leider of aan Revolutionaire waarden. Zowel Rafsanjani als Mashaei zijn dan ook uitgesloten van deelname uit politieke overwegingen.
Rafsanjani raakte in onmin met de hardliners binnen het regime na de omstreden verkiezingen van 2009. Hij veroordeelde destijds het neerslaan van demonstranten door het regime en verloor vervolgens zijn belangrijke posities als hoofd van de eerder genoemde Assembly of Experts. Ook mocht hij niet langer het belangrijke vrijdaggebed in Teheran verzorgen.
Mashaei is als belangrijke bondgenoot en stafchef van Ahmadinejad eveneens onderdeel geworden van een felle interne machtsstrijd binnen het regime. Ook Ahmadinejad is, door zijn recalcitrante houding, namelijk in ongenade gevallen bij conservatieve invloedrijke geestelijken, waaronder de Opperste Leider.
Zo vinden die geestelijken de nadruk die het kamp van de huidige president legt op nationalistische aspecten – in plaats van op Sjiitische, religieuze elementen – verwerpelijk en bekritiseren ze zijn openlijk afwijzende houding tegenover Khamenei. Mashaei wordt dan ook samen met Ahmadinejad gezien als leider van de ‘djarayan enherafi’: een van revolutionaire doelen ‘afwijkende stroming’.
Met het uitsluiten van beide invloedrijke kandidaten geeft Khamenei te kennen geen enkel risico te willen nemen met de aankomende verkiezing en een herhaling van 2009 – of iets wat daar op lijkt – koste wat het kost te willen voorkomen. De acht kandidaten die nog over zijn bestaan dan ook voor het grootste deel uit conservatieve hardliners die tot nu toe loyaal zijn geweest aan de Opperste Leider. Alleen de gematigde Rouhani en de hervormingsgezinde Aref wijken min of meer af van die politieke lijn.
Beiden maken echter weinig kans de verkiezingen te winnen en bovendien ging afgelopen weekend kort het gerucht rond dat Aref zich zou terugtrekken (dat bericht werd later ontkend door zijn campagnebureau). Ook heeft de Opperste Leider een nieuw comité ingesteld die de verkiezingen zal monitoren in plaats van het ministerie van Binnenlandse Zaken, zoals gebruikelijk is. Op die wijze is de invloed die Ahmadinejad en Mashaei mogelijk op de verkiezingen en de uitslag daarvan zouden kunnen uitoefenen verder ingeperkt.
In Iran is terecht afkeurend en teleurgesteld gereageerd op de diskwalificatie van vooral Rafsanjani. Net als in 2009 hebben veel Iraniërs het gevoel dat eerlijke verkiezingen hen wederom zijn ontnomen. Iran kent, hoewel beschadigd door elkaar opvolgende ondemocratische gebeurtenissen, wel degelijk een democratische traditie die begon met de Constitutionele Revolutie van 1906.
Hoewel (te) beperkt zien veel Iraniërs de verkiezingen, mits er ook echt iets te kiezen valt, dan ook als een belangrijke kans om invloed op het bestuur van het land uit te oefenen. Ook vanuit Westerse landen werd fel gereageerd op de gang van zaken. Voor een deel was ook die kritiek gericht op het gebrek aan democratische mores.
Een veel groter deel van de frustratie lijkt echter afkomstig van het besef dat het de door het Westen gewenste kandidaat is die geslachtofferd wordt. Weg kansen op een oplossing voor het nucleaire probleem, weg mogelijkheden voor (bescheiden) hervormingen.
Die frustratie komt echter grotendeels voort uit ongefundeerde aannames en wishful thinking. De kans dat Rafsanjani als president een radicaal andere lijn zou hebben gekozen dan Ahmadinejad of één van de acht nog in de race zijnde kandidaten was namelijk sowieso miniem.
Ten eerste moet men in het Westen eens gaan beseffen dat, zoals hierboven genoemd, het de Opperste Leider is die uiteindelijk de besluiten neemt in echt belangrijke dossiers, zoals buitenlands beleid en het nucleaire programma. Natuurlijk kan een president in de marge voor nuances zorgen, vooral op het terrein van de Iraanse economie en relaties met bijvoorbeeld de Amerikanen.
Maar verder dan nuances reikt die invloed nauwelijks, ook niet wanneer je Rafsanjani heet. Het bewijs daarvoor is dat het ook Mohammad Khatami, ondanks zijn charisma en het vertrouwen dat hij vanuit het Westen kreeg, uiteindelijk niet lukte om een echt verschil te maken tijdens zijn presidentschap tussen 1997 en 2005.
Het feit dat de president veel zichtbaarder is dan de Opperste Leider – die geen stap buiten Iran heeft gezet sinds zijn aanstelling in 1989 – zou er niet toe mogen leiden dat men de rolverdeling tussen beiden door elkaar haalt.
Ten tweede is ook Rafsanjani, ondanks zijn soms kritische houding, onderdeel van het huidige systeem. Hij speelde een belangrijke rol bij het aan de macht helpen van Khamenei in 1989, was militair bevelhebber tijdens de Iran-Irak oorlog, president tussen 1989 en 1997 en wordt nog altijd gezien als zeer invloedrijk persoon. Bovendien bieden de enorme economische belangen die Rafsanjani heeft in Iran hem weinig speelruimte om zich echt te onderscheiden of zich buiten de grenzen van het systeem te begeven.
Toen ik vorige week met een Iraanse vriend belde vatte hij de huidige situatie samen in een prachtig Iraans gezegde: ‘De gele hond is de broer van de jakhals’ (voor de Timmermansjes onder ons in het Perzisch: ‘Sage zard baradare shoghale‘).
Net als tussen de hond en de jakhals is het uiteindelijk moeilijk onderscheid maken tussen de kandidaten en het politieke verschil dat zij kunnen maken in Iran. Dat geldt zowel voor de kandidaten die nog in de race zijn als voor hen die gediskwalificeerd zijn.
Hoewel ook de komende verkiezingen nauwlettend zullen worden gevolgd in het Westen, zijn ze in het licht van de verwachtingen die wij koesteren grotendeels irrelevant. Daar zou deelname van Rafsanjani niets aan hebben veranderd. Dat maakt het ongenoegen van de Iraanse bevolking niet minder legitiem. Verandering in Iran zal echter niet van de status quo komen.
Voor ware hervormingen zijn andere ontwikkelingen nodig. Gezien de gevolgen van de Arabische opstanden en de potenties die een democratisch Iran herbergt is het nog maar de vraag of het Westen daar werkelijk op zit te wachten.
Stephan de Vries is politiek analist. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel en is samen met collega Dieuwertje Kuijpers te volgen via het defensieblog Stukje Duiding.