Afgelopen donderdag (23 mei 2013) stond er een artikel in Het Parool met de kop: ‘Te weinig controle op effecten van aanpak probleemjeugd’. Hierin werd door de directeur van de Rekenkamer Amsterdam – Jan de Ridder – geconcludeerd dat de gemeente Amsterdam te weinig zicht heeft op het jeugdbeleid en de progressie van het beleid. “Het meest essentiële probleem is dat de gemeente niet nagaat of de problemen verminderen. Ze weet dus niet of de aanpak effect heeft gehad.” Dit is nogal een stevige uitspraak die geleid heeft tot een bestuurlijke reactie vanuit het College van Burgemeester & Wethouders (B&W).
In het onderzoek van de Rekenkamer wordt duidelijk gemaakt dat zij een gapend gat zien in de controle van het jeugdbeleid van de gemeente Amsterdam. Volgens hen zijn de problemen namelijk nog even groot als in 2008. Toenmalig wethouder Lodewijk Asscher noemde de jeugdzorg op dat moment “het monster van Frankenstein”, welke dus momenteel nog steeds zeer levendig aanwezig is in het dagelijks leven in Amsterdam. B&W heeft aangegeven dat het toezicht op het jeugdbeleid verscherpt zal worden en onderzocht waar het voor verbetering vatbaar is. Dit is tenslotte noodzakelijk. Het is onmogelijk om een goed beeld te krijgen van de situatie rondom de Amsterdamse jeugd als de terugkoppeling niet correct is.
In het artikel geeft De Ridder ook aan dat organisaties nauwelijks meer informatie doorgeven naar de gemeente omdat er toch niets mee gebeurt. Dit is een schandelijke trend. Het moet immers van twee kanten komen. Het is dus van belang dat de gemeente Amsterdam aangeeft de controle op het jeugdbeleid te verscherpen en dat organisaties informatie doorgeven aan de gemeente, opdat het beleid beter gehandhaafd kan worden. Het is onmogelijk een breed omvattend terrein als het jeugdbeleid alleen aan te pakken. Een samenwerking is noodzakelijk en op dit punt moet de gemeente haar verantwoordelijkheid pakken.
Naast het feit dat de controle op het jeugdbeleid beter kan dan de huidige situatie, is het van belang de term probleemjeugd en het gebruik hiervan aan te stippen. Wanneer er continue gesproken wordt van probleemjeugd en probleemjongeren worden de desbetreffende jongeren in hokjes geplaatst waar zij moeilijk uitkomen, ook al doen zij zeer hun best. Het noemen van deze termen activeert vooroordelen als criminaliteit, losgeslagen, gevaarlijk etc. Dit is een nadelig effect van het gebruik van deze termen. Het is natuurlijk onmogelijk om deze termen helemaal niet meer te gebruiken, maar het is belangrijk om de betekenis ervan in acht te nemen.
Probeer de jongeren niet af te schilderen als losgeslagen criminelen, want in veel gevallen kunnen de jongeren er zelf vrij weinig aan doen en zijn zij door externe factoren in moeilijke situaties belandt. Dit geldt niet voor iedereen, maar probeer het over één kam scheren beperkt te houden.
In een bestuurlijke reactie op het rapport van de Rekenkamer heeft de gemeente Amsterdam aangegeven de controle op het jeugdbeleid verscherpt zal gaan worden. Het is echter aan alle Amsterdammers om zich sterk te maken voor de jeugd en zich te verenigen om ‘het monster van Frankstein’ aan te pakken.
Sjors Kremers is de zakelijk leider van Bureau Asri te Amsterdam, waar hij zorgt voor het organiseren van evenementen en het onderzoeken van actualiteiten met en door jongeren in de regio.