Daar sta je dan moederziel alleen om kwart voor zeven Mongoolse tijd met een backpack op je rug en een net iets kleinere rugzak op je buik op het vliegveld van Ulaanbaatar. Ik wil deze reis heel graag alleen maken. Ik wil weten of ik het overleef in mijn eentje aan de andere kant van de wereld. Ik zie het helemaal voor me: alleen te paard over de steppes van Mongolië. Maar deze droom komt pas over een paar weken uit. Eerst vanaf het vliegveld naar het guesthouse zien te komen. Nadat ik een stuk of tien opdringerige taxichauffeurs heb afgewezen en op adem ben gekomen in de wc loopt er een vriendelijke vrouw op me af. Deze taxichaufeuze betaal ik natuurlijk ook veel te veel, maar ze brengt me wel waar ik wezen moet.
Als ik het guesthouse binnenkom struikel ik bijna over een jongen in een downward facing dog-houding. Deze Australiër heeft de meest onhandige plek uitgekozen om zijn ochtendgymnastiek te doen, namelijk het smalle gangetje van de voordeur naar de lounge van het hostel waar zich ook de badkamerdeur en een schoenenkast voor vuil schoeisel bevinden. Er is bijna geen ruimte voor mij over om mijn tassen af te gooien en mijn schoenen uit te doen. Verder is de jongen wel heel vriendelijk. Hij is geïnteresseerd in mijn vliegreis en biedt me aan om me een aantal mooie Mongoolse tempels te laten zien. Aangezien ik in de paar uur dat ik in Ulaanbaatar ben al oneindig vaak gewaarschuwd ben voor zakkenrollers, lijkt het me geen slecht idee om me de eerste dag te laten gidsen.
Tijdens onze wandeling begin ik me toch af te vragen of het wel zo’n goed idee is om met deze backpacker op te trekken. Hij is al jaren alleen op reis. Hij praat tegen zichzelf, stopt soms plotseling met lopen, wijst zonder iets te zeggen iets aan en kijkt me vervolgens veel te lang indringend aan. En reageert daarna ook niet op vragen als: ‘Wat zeg je?’ ‘Wat bedoel je?’ Het wordt nog ongemakkelijker als we in de tuin van de tempel zitten, hij tien minuten gaat mediteren en vervolgens vraagt: ‘Can you feel the fresh air?’ Terwijl ik me juist afvroeg hoe hij zich kon concentreren met al dat getoeter en bouwkabaal op de achtergrond. Ik speel dat mijn jetlag opeens ontzettend opspeelt en vraag hem of hij me misschien de weg naar het guesthouse wil wijzen. Hij zet me netjes voor de deur af en zwerft vervolgens weer alleen door stad.
De volgende morgen wil de Australiër graag mee naar het weeshuis waar ik de komende weken ga vrijwilligen. Maar een Fransman die daar ook gaat werken, adviseert hem toch eerst even de coördinator te mailen. Dus vertrek ik alleen met de Franse greenery teacher naar Gachuurt, de buitenwijk van Ulaanbaatar waar het weeshuis van de Lotus Children staat. Het is een flinke busreis waarvan we het grootste deel in file staan. Daarna is het ook nog een ruim half uur lopen, maar deze wandeling voelt een stuk prettiger dan die van gister.
Na een lunch met de kinderen die ik van de week les moet gaan geven, het schoonmaken van de ger (een traditionele tentwoning waar veel Mongolen nog altijd in wonen) waar de greenery teacher de komende tijd in gaat logeren en een rondleiding over het gigantische terrein van Lotus Children Centre keer ik terug naar de stad. Ik had mijn wandelschoenen toch in moeten lopen bedenk ik me als ik over het hobbelige zandpad terug loop naar de bushalte. Op dat moment stopt er een busje met twee mannen erin. Ze willen me graag een stukje verderop afzetten. Ik schud mijn hoofd. De heren blijven volhouden. Ik voel mijn voeten branden. Ik ben wantrouwig, maar ook nieuwsgierig. Voor ik het weet stap ik de auto met giebelende mannen in en wil de chauffeur mij zijn huis (lees ger) laten zien.
In de lage tent staat een tweepersoonsbed waarop een kind van een jaar of een ligt te spelen, in het midden van de ger bevindt zich een kachel waarop zijn vrouw een grote pan met eten zet, er zijn een paar afgebladderde stoelen, een kastje met borden en kopjes en een gigantische flatscreen televisie waarop een nagesynchroniseerde versie van CSI Miami te zien is. Ik drink een kopje zoute thee, weiger slokken wodka die in een beker rond gaan en ook het vleesprutje sla ik over. Het is best gezellig in de ger. Tot ik merk dat de chauffeur die me zojuist beloofde me een stukje weg te brengen wel heel veel wodka aan het drinken is en de andere man me steeds luchtkussen begint te geven. Tijd om weer te gaan.
Eenmaal terug in Ulaanbaatar zit ik op een bankje tegenover het imposante parlement. Ik neem me voor om voorlopig zonder hulp van anderen rond te gaan dwalen.
Else Nugteren is in ieder geval twee maanden in Mongolië om te gaan werken in een weeshuis in Gachuurt, een buitenwijk van de hoofdstad Ulaanbaatar. Ze heeft geen ticket voor de thuisreis geboekt. Voor ThePostOnline doet ze verslag in woord en beeld.