Woensdag heeft de Kamer vier uur verspild aan het bespreken van maatregelen die Nederland in de democratische wereld te schande zouden maken als zij werden doorgevoerd. De sancties die Van Agt met de zijnen voorstaat in zijn boosaardige kruistocht tegen de Joodse staat, zijn gebaseerd op een misleidende voorstelling van het internationaal recht. Zij schenden verdragen van Nederland en van de EU met Israel, zij meten met twee maten, zijn discriminatoir en zouden zelfs in oorlogstijd verboden zijn door Art. 33 van de Geneefse Conventie.
Een punt dat gisteren pas aan het eind van het door Han ten Broeke (VVD) naar voren werd gebracht, maar dat verder onaangeroerd is gebleven, is het volgende:
Van Agt beroept zich op het internationaal recht, maar zijn bewering “Palestina is een staat”, omdat het zou kunnen rekenen op erkenning door een meerderheid van de VN-landen is misleidend, want onjuist volgens het geldende internationaal recht.
Dat doet hij in het kader van het ‘Sloop de Muur’-initiatief, de barrière wil slopen tussen Israel en de Westbank, waarvan bewezen is dat deze terrorisme heeft voorkomen en mensenlevens heeft gered. Aanslagen zijn door de barrière voor 90 procent teruggebracht.
De Commissie-Badinter, die de EU adviseerde over de juridische status van Joegoslavië, stelde dat erkenning door andere staten geen doorslaggevende factor is die een staat tot een staat maakt. Een staat moet voldoen aan de door de EU gevolgde definitie van de Conventie van Montevideo: hij moet een permanente bevolking hebben, een goed gedefinieerd grondgebied, een regering die gezag uitoefent, en het vermogen om relaties aan te gaan met andere staten.
Van Agts ‘staat’ Palestina heeft niet één, maar twee regeringen: de Palestijnse Autoriteit op de Westbank en de terroristische Hamas in Gaza. De wederzijdse vertegenwoordigers staan elkaar regelmatig naar het leven. Uiteraard voldoet het ook niet aan de vierde voorwaarde: Hamas is een terroristische organisatie waarmee veel andere staten niet eens spreken.
Van Agt heeft deze foute voorstelling van zaken nodig, omdat hij zich beroept op de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH, op 9 juli 2004) dat de delen van de veiligheidsmuur die Israel bouwde op bezet Palestijns gebied illegaal waren. De bouw van de barrière zelf is niet illegaal.
Hij negeert het feit dat het traject van het hek inmiddels op veel plaatsen is gewijzigd en verklaart dat de hele veiligheidsbarrière op het gebied van zijn niet-bestaande staat Palestina staat, en daarom illegaal is.
Van Agt meet hier met twee maten: één voor Israel en één voor andere landen zoals bijvoorbeeld Marokko, waar een 2.720 km lange veiligheidsbarrière geheel op omstreden grondgebied staat, namelijk in de Westelijke Sahara, maar daartegen komt Van Agt niet in het geweer.
Het is ondenkbaar dat het Nederlandse parlement met dit meten met twee maten zou kunnen meegaan. Maar Van Agt gaat nog veel verder wanneer hij aandringt op “de invoering van een visumplicht voor personen met de Israelische nationaliteit, waarbij bewoners van nederzettingen in bezet gebied, waartoe ook Oost-Jerusalem behoort, van visumverlening worden uitgesloten.”
Omdat Nederland deel uitmaakt van het Schengen-gebied, waarbinnen vrij verkeer van personen geldt, kan het niet eenzijdig een visumplicht invoeren: dit kan alleen de EU. Die bepaalt in een regelmatig bijgestelde Verordening welke landen op de ‘negatieve lijst’ staan van landen met een visumplicht, en welke op de ‘positieve lijst’ van landen waarvan de inwoners vrijgesteld zijn. Israel staat op de positieve lijst en is vrijgesteld van visumplicht.
De criteria voor plaatsing op die lijsten zijn te vinden in een voorstel om vijf landen van de negatieve lijst te schrappen en ze te plaatsen op de positieve lijst. Daarin concludeert de Europese Commissie “dat het niet langer gerechtvaardigd was om onderdanen (van deze landen) aan de visumplicht te onderwerpen”, want: “Deze vijf landen vormen geen risico uit het oogpunt van illegale immigratie, noch een bedreiging van de openbare orde en veiligheid van de EU-lidstaten. Bovendien zijn deze landen duurzame democratieën. Zij beschikken over een goede levensstandaard en een stabiele, groeiende economie.”
Israel voldoet aan al deze voorwaarden. Maar terwijl de EC het niet gerechtvaardigd acht dat landen die hieraan voldoen, op de negatieve lijst staan, wil Van Agt Israel nu op die lijst laten plaatsen.
Hij meet hier met twee maten en kan geen andere reden hebben voor dit voorstel dan zijn behoefte om de burgers van Israel collectief te ‘tuchtigen’, omdat de politiek van hun regering hem niet aanstaat. Zelfs in oorlogstijd is het collectief straffen van burgers voor een vergrijp dat zij niet zelf hebben begaan verboden, dat zou deze voormalig minister van Justitie toch moeten weten.
Tot slot: in de bijlage bij zijn betoog spreekt hij van “etnische zuiveringen” die bepaalde groeperingen zouden voorstaan. Vraag is, het betoog van Van Agt en de zijnen gevolgd hebbende, of ze zich een toekomstige Palestijnse staat voorstellen die ruimte biedt aan een Joodse minderheid, zoals in Israel een Arabische minderheid leeft, of dat zij een staat voor ogen hebben, die van zo’n minderheidsgroepering ‘gezuiverd’ is.
Van Agt doet in zijn voorstellen ook op andere plaatsen alles wat het internationaal recht verbiedt, maar laten wij u niet verder lastigvallen met de stuitende inhoud van zijn betoog en gewoon overgaan tot de orde van de dag…
Esther Voet is directeur van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israel (CIDI).