In Buitenhof stelde Diederik Samsom dat hij zijn vergezichten over Europa voorlopig in de kast laat staan. De meeste Nederlanders zitten namelijk helemaal niet op grote verhalen te wachten, stelt Samsom, maar willen dat Europa gerepareerd wordt.
Zijn opmerkingen vallen in lijn met een trend die discussies over de toekomst van Europa in één klap tot naïef en ontijdig verklaart, omdat andere problemen voorrang hebben: ook premier Rutte heeft in het verleden aangegeven die mening te onderschrijven.
Dat Europa aan groot onderhoud toe is valt niet te ontkennen. Dat laat echter onverlet dat de suggestie van Samsom, en anderen die stellen dat reparaties en discussies over vergezichten los van elkaar staan, niet realistisch is en de kloof tussen Nederlanders en Europa versterkt.
Samsom noemt de bankenunie, de bescherming van spaarders en het aanpakken van belastingontwijking als voorbeelden van reparaties die Europa nodig heeft. Dat zijn stuk voor stuk terechte punten van kritiek op het Europese project, en het zijn niet de enige.
Een veelgehoord kritiekpunt is het gebrek aan democratische legitimiteit van de Unie, en dat de Europese Commissie beleid wilde maken over olijfolieflesjes stond symbool voor een neiging bij tijd en weile pietluttig te zijn.
Toch veronderstellen al die reparaties een vergezicht. Om iets te kunnen repareren moet je immers weten hoe het er uit moet zien; een Europa dat Griekenland alleen steunde omdat de individuele landen hun exportinkomsten zagen verwateren, roept om andere reparaties dan een Europa dat óók Griekenland hielp omdat zij solidariteit tussen lidstaten belangrijk vindt. Wie voorstelt om vergezichten buiten het debat over verbeteringen te houden, vertelt dus maar het halve verhaal.
Dat het niet mogelijk is om reparaties van vergezichten te scheiden, is niet het enige nadeel van de houding van Samsom en anderen; het is ook onwenselijk. Een deel van de reden dat Nederlanders van Europa vervreemden, is immers dat veel politieke partijen zwijgzaam zijn over waar zij met de EU naartoe willen.
Als idealen moedwillig uit de discussie geweerd worden, blijft een bureaucratisch residu over waar niemand zich mee kan identificeren. Dat geeft Samsom zelf ook aan: discussies over ‘deposito-garantiestelsel’ en een ‘stroppenpot’ gaan eigenlijk over solidariteit tussen lidstaten. Europa gaat op die manier bij niemand leven.
Als we weigeren de vergezichten te benoemen die de achtergrond van onze reparaties vormen, en ons in plaats daarvan verschuilen achter bureaucratisch jargon, zou het niemand moeten verbazen dat Europa bij zoveel Nederlanders wrok oproept.
Dat politici zoals Samsom een duidelijke visie op Europa hebben is noodzakelijk en goed voor de discussie; juist daarom is het jammer dat die idealen veelal worden verzwegen achter een muur van technocratie.
Een Europa waar mensen zich betrokken bij voelen vereist dat politici open kaart te spelen over hun idealen, en discussies over broodnodige reparaties aan dat verhaal daaraan relateren. Het ontwijken van vergezichten brengt mensen niet dichterbij Europa, maar leidt tot een begrijpelijke vervreemding.
Manuel Buitenhuis is algemeen bestuurslid van de Jonge Democraten.