President Obama gaf aan dat het onmogelijk is om 100 procent veiligheid en tegelijkertijd 100 procent privacy te garanderen. Het zou tijd zijn voor een discussie over een balans tussen veiligheid en privacy. Tot nu toe is deze discussie uitermate teleurstellend. Europarlementariërs grijpen het moment aan om hun eigen bestaansrecht te verdedigen. Een ijdelheid die onze nationale politici verdomd goed uitkomt: nu hoeven zij er zelf geen lastige vragen over te stellen richting Amerika. Ondertussen slaat de discussie, die toch al niet goed op gang komt of verzand in procedureel gepunnik, de plank volledig mis: die gaat namelijk vooral uit van de visie dat er een natuurlijke trade off bestaat tussen veiligheid en privacy. Niets is minder waar.
In het debat gaat men er van uit dat het de zittende overheid is die het monopolie heeft op het garanderen van de veiligheid van individuele burgers. Dat beleidskeuzes altijd legitiem zijn, indien zij worden genomen door democratisch gekozen politici. Hierbij wordt compleet voorbij gegaan aan het principe dat de grondwet, toch een wezenlijk onderdeel in een constitutionele democratie, er voor is bedoeld om in dergelijke gevallen de burger te beschermen tegen de overheid. Het recht op privacy is mede daarom ook een onderdeel van de Nederlandse grondwet.
Ten eerste, wanneer constitutionele principes zoals privacy (ogenschijnlijk) botsen met primaire overheidstaken, zoals veiligheid, is een discussie vooraf strikt noodzakelijk. In een ideale (democratische) situatie krijgen burgers de ruimte om mee te beslissen over de invloedssfeer van de overheid. Ruimte die wordt weggegeven, is later namelijk niet of nauwelijks terug te claimen.
Feit in deze is, dat de overheid die ruimte allang heeft geclaimed. Het inleveren van privacy voor meer veiligheid zal zelfs, zeker wanneer het in disproportionele mate gebeurd, een paradoxale uitkomst krijgen: namelijk een minder veilige situatie voor de burger.
Op het moment dat er een ‘vlaggetje’ achter uw naam verschijnt en dus nader zal worden onderzocht, geldt het principe van omgekeerde bewijslast. Weet u nog wat u heeft gezegd in een ICQ-gesprek 10 jaar geleden, of in een MSN gesprek 5 jaar geleden, of zelfs 3 weken geleden in een Skype-gesprek? Nee? De overheid wel. In deze situatie heeft de overheid een superieure informatiepositie over het geschreven en gesproken van het individu.
Maar het gaat verder: de overheid vraagt in deze vertrouwen van de burger. Een verstoorde vertrouwensrelatie: het vertrouwen gaat blijkbaar niet op voor de burgers zelf (iedereen wordt in de gaten gehouden) en de overheid heeft (door vooraf alvast de ruimte te claimen) zich niet bepaald laten zien als een betrouwbare partner.
Ten tweede, zoals onder meer politicoloog Stephen Walt veelvuldig heeft omschreven, dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen reële veiligheid en het gevoel van veiligheid. Tussen 1950 en nu zijn er in Nederland 30 doden gevallen door terroristische aanslagen. Er verdrinken per jaar gemiddeld 290 personen.
Toch zou iedereen het van de zotte vinden als wij het de overheid voor alle zekerheid op voorhand laten weten wanneer wij van plan zijn om een stukje te gaan zwemmen. Er zijn nog geen grootschalige projecten geweest om vooral in de gaten te houden wie, wanneer en waar gaat zwemmen, of daar dan iemand bij in de buurt is en of noodzakelijke steekwoorden als ‘flippers’, ‘zwembandjes’ of ‘zuurstoffles’ wel zijn gevallen.
Tegelijkertijd staat niemand te kijken als maatregelen van dergelijke strekking worden genomen voor de 0.4 terrorismedoden die gemiddeld per jaar in Nederland vallen. Gaat het hierbij dus om een reële dreiging voor de veiligheid van individuele burgers, en zo ja: zijn de daar bijbehorende maatregelen proportioneel? Zeker, verdrinking is geen rechtstaatondermijnende activiteit.
Maar is het antwoord dan maar zelf de rechtstaat alvast uit te hollen voordat terrorisme daar in slaagt? Wat maakt de dreiging van terrorisme anders dan verdrinkingsdood? Op het eerste gezicht domme vragen, maar toch is het aan politici deze te beantwoorden: zij zijn immers degenen die dergelijke maatregelen noodzakelijk achten.
Zolang dit niet gebeurt, bekruipt ons toch het unheimische gevoel dat wij mogelijk niet langer in staat zijn om nuchter te kijken naar risico’s en daarmee ook niet langer in staat nuchter en proportioneel te reageren. Indien een overheid niet langer nuchter kan reageren op dreigingen, waar schuilt dan het gevaar: bij de 0.4 doden per jaar die terrorisme weet te claimen, of bij een paniekerige overheid (die de eigen burgers stuk voor stuk wantrouwt) met geweldsmonopolie?
Deze laatste vraag boezemt meer angst in dan welke terroristische dreiging ooit heeft kunnen bewerkstelligen. Zoals de Amerikaanse president Dwight Eisenhower 100% veiligheid omschreef: “if you want total security, go to prison. There you’re fed, clothed, given medical care and so on. The only thing lacking, is freedom”.
Dieuwertje Kuijpers is politiek analist. Ze schreef dit artikel op persoonlijke titel en is samen met collega Stephan de Vries te volgen via het defensieblog Stukje Duiding.